In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
H7 economie paragraaf 3 en 4
- Jongeren aan het werk
- collectieve arbeidsovereenkomst (CAO)
Slide 1 - Tekstslide
Minimumloon
In Nederland is een minimumloon van toepassing om uitbuiting te voorkomen.
De hoogte van het minimumloon is afhankelijk van je leeftijd.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Rechten en plichten
Individuele arbeidsovereenkomst
Flexwerkers (tijdelijke/vaste)
arbeidsvoorwaarden
Slide 4 - Tekstslide
Proeftijd en opzegtermijn
- Proeftijd
- Opzegtermijn
- Op staande voet ontslagen
Slide 5 - Tekstslide
Extra beloningen
- Vakantiegeld/vakantiedagen
- Onregelmatigheidstoeslag
- Reiskostenvergoeding
- Telefoonvergoeding
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
CAO
Collectieve Arbeidsovereenkomst
Een overeenkomst tussen werkgevers en werknemers over arbeidsvoorwaarden.
Alle bedrijven die onder een CAO vallen, moeten zich houden aan de regels van de CAO
Werkgevers vertegenwoordigd door werkgeversorganisaties
Werknemers vertegenwoordigd door vakbonden
Slide 8 - Tekstslide
Loonschalen:
Slide 9 - Tekstslide
Wat heb je aan de CAO?
A
Je hebt er helemaal niets aan
B
Met een cao heb je alleen de minimale bescherming van de wet
C
Wanneer een arbeidsovereenkomst iets bepaalt wat de cao niet toelaat, gaat de cao voor
D
Een cao geldt alleen voor jou
Slide 10 - Quizvraag
Wat is een CAO?
A
werknemer
B
vacature
C
arbeidsovereenkomst
D
collectieve arbeidsovereenkomst
Slide 11 - Quizvraag
Voor wie geld een CAO?
A
iedereen binnen een bedrijfstak
B
alle werknemers van NL
C
iedereen van een bepaald bedrijf
Slide 12 - Quizvraag
Waarover gaan afspraken die staan in de cao NIET?
A
aantal vakantiedagen
B
afdeling waar je komt te werken
C
extra vergoeding bij de nachtdienst
D
loon bij verschillende functies
Slide 13 - Quizvraag
Ella verdiende in maart bruto € 2.540. In april krijgt zij een loonsverhoging. Zij verdient dan € 2.690. Bereken met hoeveel procent haar inkomen is gestegen.
Slide 14 - Open vraag
- Schrijf de vier productiefactoren op.
Slide 15 - Open vraag
- Geef een voorbeeld van kapitaalintensief. - Geef een voorbeeld van arbeidsintensief.