Havo 4 herhaling tijdvak 1 t/m 4

Havo 4 oefenen met tijdvak 1 t/m 4
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Havo 4 oefenen met tijdvak 1 t/m 4

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer tijdvak 1?
A
Vanaf het jaar 0
B
Tot 3.000 voor Christus
C
10.000-5.000 voor Christus
D
1500-1600

Slide 2 - Quizvraag

Tijdvak 1
Jagers en boeren

tot 30000 v.C. 

Prehistorie

Slide 3 - Tekstslide

Waarom loopt tijdvak 1 (jagers en boeren) tot ongeveer 3000 v. Chr?

Slide 4 - Open vraag

Kenmerkend aspect:
de levenswijze van jagers en verzamelaars


  • leefden als nomaden
  •  jagen en verzamelen om aan voedsel te komen
  • ongeschreven bronnen

Slide 5 - Tekstslide

Wat is geen kenmerk van de jagers en verzamelaars?
A
Nomadisch bestaan
B
Gebruik van vuur
C
Gebruik van steen
D
Bouwen van huizen

Slide 6 - Quizvraag

k.a. het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
  • 10.000 v.C. landbouwrevolutie Vruchtbare Halvemaan
  • 5000 v.C. Limburg
  •  sedentair leven --> landbouwsamenleving
  • sociale organisatie

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de landbouwrevolutie?
A
Een lange verandering die ervoor zorgde dat de mensen beter hun land konden bewerken.
B
Een korte verandering die ervoor zorgde dat de mensen boer werden.
C
Een lange verandering die ervoor zorgde dat de mensen boer werden.
D
Een korte verandering die ervoor zorgde dat mensen van steen gereedschappen konden maken

Slide 8 - Quizvraag

Waarom is de landbouwrevolutie geen echte revolutie.
A
Omdat elders in de wereld nomaden bleven bestaan.
B
Omdat het over landbouw gaat en niet over politiek.
C
Revoluties vonden alleen plaats in de 18e eeuw.
D
De overstap naar sedentair bestaan duurde duizenden jaren.

Slide 9 - Quizvraag

k.a. Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.
  • plm. 3500 v.C. stedelijke gemeenschappen aan Tigris en Eufraat
  •  landbouwoverschot --> nijverheid en handel
  • bestuur
  • ontstaan schrift.

Slide 10 - Tekstslide

Noem 3 kenmerken van een vroeg-stedelijke gemeenschap

Slide 11 - Open vraag

Wanneer tijdvak 2, Grieken en Romeinen?
A
3000 v.Chr. tot 500 n.Chr
B
3000 v.Chr. tot 100 n.Chr
C
100 v. Chr tot het jaar 0
D
Prehistorie - 1500

Slide 12 - Quizvraag

Tijdvak 2
Grieken en Romeinen

3000 v.C. - 500 n.C. 

Oudheid

Slide 13 - Tekstslide

Het icoon voor tijdvak 2 is een tempel. Voor welke culturen waren tempels kenmerkend?
A
Grieken
B
Grieken en Romeinen
C
Romeinen
D
Voor geen van beiden

Slide 14 - Quizvraag

k.a. De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.
  • Griekenland bestond uit stadstaten --> landbouwstedelijke samenleving
  • bestuursvormen: monarchie, tirannie, aristocratie
  • 509 v.C. Atheense democratie
  • filosofen op zoek naar antwoorden --> verstand --> wetenschappelijk denken

Slide 15 - Tekstslide

Wat is de Griekse benaming voor een stadstaat.
A
polis
B
demos
C
aristocratie
D
ostracisme

Slide 16 - Quizvraag

k.a. De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde. 



  • Plm. 750 v.C. ontstaan Rome
  • Door veroveringen uitbreiding tot machtig rijk
  • 1e eeuw V.C. --> keizerrijk
  • strak georganiseerd, Pax Romana
  • romanisering 

Slide 17 - Tekstslide

Wie was Julius Caesar?
eerste romeinse keizer
griekse generaal
romeinse tiran
romeinse dictator
onderkoning van Egypte

Slide 18 - Poll

k.a. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
  • 500- 323 v.C. klassieke periode Griekse stadstaten
  • Romeinen zagen Griekse bouwkunst als voorbeeld
  • Grieks-Romeinse mengcultuur         --> klassiek 

Slide 19 - Tekstslide

Welk KA hoort bij deze afbeelding?

A. De Griekse wetenschap en politiek
B. De klassieke vormentaal
C. De groei van het Romeinse imperium
D De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 20 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij deze afbeelding?

A
Ontwikkeling van wetenschappelijk denken
B
Imperium Romanum
C
Volksverhuizingen
D
Investituurstrijd

Slide 21 - Quizvraag

k.a. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa. 
  • 1e eeuw v. Chr. confrontaties Romeinen vs Galliërs en Germanen 
  • bewaking Romeinse limes 
  • Overname Romeinse cultuur
  • 476 val West-Romeinse Rijk
  • Oost-Romeinse Rijk bleef bestaan --> Byzantijnse Rijk

Slide 22 - Tekstslide

k.a. De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten. 

  • 1200 v.C. ontstaan jodendom
  • geloof in 1 god
  •  Romeinen veroveren Palestina
  • 1e eeuw ontstaan christendom
  • christenen weigeren Romeinse keizer als god te vereren
  • 391 christendom staatsgodsdienst RR

Slide 23 - Tekstslide

Het geloof in 1 god, noemen we ....

Slide 24 - Open vraag

Tijdvak 3...
A
500-1500
B
100-500
C
500-2022
D
500-1000

Slide 25 - Quizvraag

Tijdvak 3
Monniken en Ridders

500-1000

(Vroege) Middeleeuwen

Slide 26 - Tekstslide

Welke zin klopt? Van oudheid naar middeleeuwen was een overgang....
A
van agrarisch urbaan naar agrarisch
B
van agrarisch naar agrarisch urbaan
C
van agrarisch naar ubaan
D
van urbaan naar agrarisch

Slide 27 - Quizvraag

Waarom wordt Karel de Grote de vader van Europa genoemd?
A
Hij liet iedereen dezelfde taal spreken en schrijven
B
Iedereen betaalde in zijn rijk met dezelfde munt
C
Hij veroverde heel Europa
D
Hij verenigde verschillende landen binnen Europa in een rijk onder zijn gezag

Slide 28 - Quizvraag

k.a. Het ontstaan en de verspreiding van de Islam
  • 7e eeuw 
  • Profeet Mohammed 
  •  622 gevlucht uit  Mekka
  • Kaäba heiligdom
  • verovering Mekka
  • Snelle verspreiding 

Slide 29 - Tekstslide

Naast de islam, bestonden al 2 monotheïstische godsdiensten. Welke waren dit?

Slide 30 - Open vraag

k.a. De vrijwel volledige vervanging in W-Eur van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid. 
  • Na val West Romeinse Rijk--> landbouwsamenleving
  • Bescherming landheer
  • horige boeren
  • Domein  --> zelfvoorzienend
  • hofstelsel

Slide 31 - Tekstslide

k.a. Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
  • politiek systeem (leenman - leenheer)
  • vazallen zweren trouw
  • uitlenen van land
  • verbrokkeling van macht 

Slide 32 - Tekstslide

Het feodalisme was een politiek systeem. Wat was het hofstelsel?
A
een cultureel systeem
B
een sociaal systeem
C
een godsdienstig systeem
D
een economisch systeem

Slide 33 - Quizvraag

k.a. De verspreiding van het christendom in geheel Europa. 
  • Tijdens Romeinse Rijk ontstaan
  • Germaanse volkeren niet christelijk
  • koning Clovis in 496 gedoopt
  • geestelijken nuttig voor bestuur
  • koningen beschermden geestelijken
  • missionarissen  verspreiding christendom

Slide 34 - Tekstslide

Missionaris Bonifatius bekeert mensen tot Christendom in NL: bij welk KA hoort hij?
A
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
B
verspreiding van het christendom in geheel Europa
C
het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
D
het ontstaan en verspreiden van Islam

Slide 35 - Quizvraag

Wanneer tijdvak 4?
A
500-1500
B
1000-1500
C
200-1000
D
1500-2000

Slide 36 - Quizvraag

tijdvak 4
Tijd van steden en staten

1000-1500

(Late) Middeleeuwen

Slide 37 - Tekstslide

Welke ontwikkelingen zorgden ervoor dat het tijdvak van steden en staten het tijdvak van monniken en ridders opvolgt?

Slide 38 - Open vraag

k.a. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarsch-urbane samenleving. 

  • 1000 herleving landbouwstedelijke samenleving
  • Landbouwoverschot
  • Meer gehandeld
  • Steden komen op --> ambachtslieden & handelaren

Slide 39 - Tekstslide

k.a. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden. 
  • stadsrechten kopen (herkennen aan de stadsmuur)
  •  bestuur in handen van schout en  schepenen
  • Stad trok veel mensen (o.a. horigen) aan

Slide 40 - Tekstslide

Wat is géén hanzestad?
A
Zwolle
B
Kampen
C
Utrecht
D
Zutphen

Slide 41 - Quizvraag

k.a. Het begin van staatsvorming en centralisatie. 
  • vorsten breiden hun macht uit
  • bestuur vanuit één centraal punt
  • dezelfde wetten en regels
  • ambtenaren
  • Frankrijk 
  • meer politieke eenheid

Slide 42 - Tekstslide

k.a. Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben. 

  • 1054 Oosters Schisma
  • 1075 ruzie paus & keizer
  • investituurstrijd 
  • 1122 oplossing aanstellen geestelijken

Slide 43 - Tekstslide

Wat was de inzet van de investituurstrijd?
A
De vraag wie er de macht had over het Duitse Rijk
B
De vraag wie zich pontifex maximus (hoogste priester) mocht noemen
C
De vraag wie er bisschoppen mocht benoemen
D
De vraag wie de hoogste macht had binnen de kerk

Slide 44 - Quizvraag

Twee uitspraken:
1. Het feodalisme hoort meer bij de Vroege Middeleeuwen (500-1000) dan bij de Late Middeleeuwen (1000-1500).

2. Door de invoering van staatsvorming en centralisatie wordt de macht van de koning in de Late Middeleeuwen alsmaar zwakker.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 45 - Quizvraag