H2 2020 les 3 - fictie: uitleg, 2.3 mk opdr 6

-  Nakijken opdr. 4 en 5

- Uitleg 2.3: beeldspraak en gedicht

- Huiswerk maken opdr 6 fictie + grammatica opdr 1

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

-  Nakijken opdr. 4 en 5

- Uitleg 2.3: beeldspraak en gedicht

- Huiswerk maken opdr 6 fictie + grammatica opdr 1

Slide 1 - Tekstslide

Nakijken opdracht 4 en 5
Opdracht 4
1 a Hij beschrijft zijn vader als een poppenspeler die aan touwtjes van poppen trekt.
 b Hij maakt duidelijk dat zijn vader heel veel macht over mensen zou krijgen.
2 Vier van de volgende zinnen:
 – Sinds haar dood was het alsof zijn vader en hij in een droom leefden, een gedeelde, donkere droom. (regel 00)
 – Zo gauw ze ’s ochtends het atelier binnengingen, was het voor hen of de wereld groter werd.
 – Het was of Wessel en zijn vader doordrongen in diepten waar niemand hen was voorgegaan.
 – Het bouwen van de klok of de kijker of hoe je het ding ook wilde noemen, was als een raadsel waarvan hij koste wat het kost de oplossing wilde weten.
 – Lykke te zien, te spreken, haar in zijn armen te voelen, was als terugkeren op aarde – al was het tegelijk vaak onaards, zo heerlijk.
 – Het was alsof hij in twee werelden verkeerde, die elkaar uitsloten.


Slide 2 - Tekstslide

Nakijken opdracht 4 en 5
3 – Het leven van Wessel en zijn vader wordt vergeleken met een droom.
 – Het binnengaan van het atelier wordt vergeleken met het groter worden van de wereld.
 – Het doen van het onderzoek wordt vergeleken met het binnengaan in een diepe plek, bijvoorbeeld een grot, waar nog nooit eerder iemand is geweest.
 – Het uitvinden van de klok wordt vergeleken met het oplossen van een raadsel.
 – Bij Lykke zijn en haar knuffelen wordt vergeleken met het terugkeren naar de aarde nadat je in de ruimte bent geweest.


Opdracht 5
1 Eigen werk. Heb je je leeservaring beschreven met twee beoordelingswoorden die iets zeggen over wat het verhaal met je doet en twee woorden die iets zeggen over hoe realistisch je het verhaal vindt? Heb je bij elk beoordelingswoord een argument gegeven?
2 a Eigen antwoord. Heb je de titel van een film opgeschreven?
 b Eigen werk. Heb je je kijkervaring beschreven op dezelfde manier als bij vraag 1?

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen

Poëzie:

- Je weet wat beeldspraak is en kunt dit herkennen.

- Je weet wat stijlfiguren zijn en kunt die herkennen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Stijlfiguren
Schrijvers maken hun teksten vaak mooier door iets op een bijzondere manier te zeggen. Ze maken gebruik van Stijlfiguren.

Slide 12 - Tekstslide

Stijlfiguren
  • Herhaling
  • Opsomming
  • Tegenstelling
  • Overdrijving
  • Ironie
  • Sarcasme

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk

- Maken opdracht 6 (Fictie H2 - blz. 71)

Ben je klaar? Maak dan opdr. 1  van grammatica H2.


Beide opdrachten zijn huiswerk!

Slide 14 - Tekstslide