In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom bij de les Nederlands
Slide 1 - Tekstslide
De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd: -d of -dt?
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
-d of -dt?
ik
loop
vind
houd
raad
jij
loopt
vindt
houdt
raadt
hij
loopt
vindt
houdt
raadt
wij
lopen
vinden
houden
raden
jullie
lopen
vinden
houden
raden
zij
lopen
vinden
houden
raden
Slide 4 - Tekstslide
“Waarschijnlijk vin_ u het geen probleem als wij de bestelde artikelen morgen al leveren”, mailde ik.
A
d
B
dt
Slide 5 - Quizvraag
Maak het woord af met een d, dt of t.
Vermoe__ jij ook dat het straks gaat regenen?
A
d
B
dt
C
t
Slide 6 - Quizvraag
Het voorlichtingsbureau van de Europese Unie bie... studenten voldoende stagemogelijkheden.
A
d
B
dt
Slide 7 - Quizvraag
Beantwoor_ je docent altijd alle vragen binnen drie werkdagen?
A
d
B
dt
Slide 8 - Quizvraag
Maak het woord af met een d, dt of t.
Tijdens zijn reis door India heeft Tom veel beleef__.
A
d
B
dt
C
t
Slide 9 - Quizvraag
Onthou..., dat je niet verzeker...bent!
A
dt, t
B
d, d
C
dt, dt
D
d, dt
Slide 10 - Quizvraag
“Wat dit inhou_, kan ik jullie nu nog niet vertellen”, zei mijn collega.
A
d
B
dt
Slide 11 - Quizvraag
Maak het woord af met een d, dt of t.
Niemand herken__ Marthe met haar nieuwe kapsel.
A
d
B
dt
C
t
Slide 12 - Quizvraag
d of t of dt ??
Vandaag verbran..... Bob zijn vingers vast weer!
A
t
B
d
C
dt
Slide 13 - Quizvraag
Is deze bewering waar of niet waar?
Als in een werkwoord geen -d voorkomt, kan je ook -dt schrijven.
A
waar
B
niet waar
Slide 14 - Quizvraag
Maak het woord af met een d, dt of t.
Jasper besef__ de gevolgen van zijn gedrag niet.
A
d
B
dt
C
t
Slide 15 - Quizvraag
Als je illegaal staatsgeheimen downloa..., belan... je in de cel.
A
dt, dt
B
d, dt
C
dt, d
D
d, d
Slide 16 - Quizvraag
Het trucje waarbij ik het werkwoord vervang door 'lopen' om te zien of een werkwoord op een -d of -dt eindigt, gebruik ik alleen in de tegenwoordige tijd.
A
Ja
B
Nee
Slide 17 - Quizvraag
Lastige werkwoordsvormen -d of -dt? Kies de juiste schrijfwijze.
A
Hij werdt gister opgehaald.
B
Hij wordt gister opgehaald
C
hij werd gister opgehaald
D
hij word gister opgehaald
Slide 18 - Quizvraag
Tot volgende week!
Slide 19 - Tekstslide
Weektaak deel 2
Werkwoordspelling h3 blz 96 + 97 opdracht 1 t/m 5
Dit moet maandag af zijn en je hebt de rest van de les de tijd om hieraan te werken.