In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Thema 9
Regeling
Slide 1 - Tekstslide
Paragraaf 6
Het hormoonstelsel
Slide 2 - Tekstslide
In deze les:
Controle huiswerk
Begrippentoets paragraaf 6
Instructie paragraaf 6
Slide 3 - Tekstslide
Controle huiswerk
Rode opdrachten nog een keer maken
Samenvattings-opdracht in schrift?
Slide 4 - Tekstslide
Begrippen toets
paragraaf 6
Slide 5 - Tekstslide
Bekijk de afbeelding Is dit een bewuste reactie of een reflex?
A
Bewuste reactie
B
Reflex
Slide 6 - Quizvraag
Een reflexboog is de weg die de impulsen afleggen vanaf de prikkeling door zintuigen tot aan de plek van handelen door de spieren. Bij de pupilreflex reageren je ogen op de hoeveelheid licht dat in het oog komt. Welke weg volgen de impulsen bij de pupilreflex?
A
zintuigcellen in het oog – gevoelszenuw van het oog – hersenstam – bewegingszenuw van het oog – spieren in de iris
B
zintuigcellen in het oog – gevoelszenuw van het oog – hersenstam – schakelcellen – grote hersenen – schakelcellen - ruggenmerg – spieren in de iris
C
zintuigcellen in het oog – bewegingszenuw van het oog – ruggenmerg – schakelcellen – grote hersenen – schakelcellen – ruggenmerg – spieren in de iris
D
zintuigcellen in het oog – gemengde oogzenuwen – hersenstam – schakelcellen – grote hersenen – gemengde oogzenuwen van het oog – spieren in de iris
Slide 7 - Quizvraag
Hoe heet het mannelijk groeihormoon?
A
Testosteron
B
Insuline
C
Oestrogeen
D
Melatonine
Slide 8 - Quizvraag
In de afbeelding is de ligging van enkele hormoonklieren bij een vrouw getekend. Hoe heet deel 1?
A
alvleesklier
B
schildklier
C
hypofyse
D
bijnieren
Slide 9 - Quizvraag
Het verschil tussen een bewuste reactie en een reflex is ... ?
A
Bij een reflex is het ruggenmerg niet belangrijk
B
Bij een reflex zijn de zenuwen dikker
C
Bij een reflex gaat de impuls sneller dan bij een bewuste reactie
D
Bij een reflex gaan impulsen niet eerst naar de hersenen
Slide 10 - Quizvraag
Welk hormoon wordt door de Eilandjes van Langerhans geproduceerd als er veel glucose in het bloed zit?
A
Glucagon
B
Glycogeen
C
Insuline
D
Glucose
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de functie van hormonen?
A
Hormonen verwerken de impulsen die afkomstig zijn van spiercellen
B
Hormonen zorgen voor het voedsel van het hormoonstelsel
C
Hormonen zorgen voor snelle reacties op prikkels
D
Hormonen regelen de werking van weefsels en organen die er gevoelig voor zijn.
Slide 12 - Quizvraag
Wat is geen hormoonklier?
A
Baarmoeder
B
Eilandjes van Langerhans
C
Bijnieren
D
Hypofyse
Slide 13 - Quizvraag
Welke klier kan een hormoonklier zijn?
A
klier 1
B
klier 2
C
geen van beiden
D
allebei
Slide 14 - Quizvraag
Als iemand schrikt, gaat zijn hart sneller kloppen. Door welk hormoon wordt deze reactie veroorzaakt?
A
Adrenaline
B
Glucagon
C
Insuline
D
Schildklierhormoon
Slide 15 - Quizvraag
Doelen
9.6.1 Je kunt de bouw en functie van het hormoonstelsel beschrijven en je kunt in een afbeelding de belangrijkste hormoonklieren benoemen.
9.6.2 Je kunt de werking beschrijven van hormonen uit de hypofyse en uit de schildklier.
9.6.3 Je kunt de werking beschrijven van hormonen uit de eilandjes van Langerhans en uit de bijnieren.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Hormonen
Stoffen die de werking van bepaalde organen regelen.
Ze worden gemaakt (geproduceerd) door hormoonklieren.
De stoffen worden afgegeven aan het bloed om zo naar het orgaan te worden getransporteerd
dat gevoelig is voor het hormoon
Slide 18 - Tekstslide
Klieren
vb: speeksklieren, traanklieren, zweetklieren
zie volgende slide voor voorbeelden.
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
De hormoonklieren
Het hormoonstelsel
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Video
De hypofyse
De hypofyse produceert verschillende hormonen. Eén daarvan is het groeihormoon.
Het groeihormoon regelt de groei van de botten van het skelet