4H Argumentatiestructuur, -schema's en drogredenen

argumenteren: examenstof
Standpunt, argument, tegenargument
Soorten argumenten (feitelijke en waarderend)
Argumentatieschema's (type argumenten)
Drogredenen
Structuur van de argumentatie
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

argumenteren: examenstof
Standpunt, argument, tegenargument
Soorten argumenten (feitelijke en waarderend)
Argumentatieschema's (type argumenten)
Drogredenen
Structuur van de argumentatie

Slide 1 - Tekstslide


Standpunt = stelling/mening
Argument = waarmee je jouw standpunt kunt onderbouwen

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeeld
De meeste politici zijn niet te vertrouwen, dus ik ga in de toekomst niet meer stemmen.

Wat is het standpunt?
Wat is het argument?
Voor of achter het standpunt?
Feitelijk (objectief) of waarderend (subjectief) argument?

Slide 3 - Tekstslide

Je kunt argumenten vaak herkennen aan signaalwoorden als want, omdat, namelijk, aangezien en immers.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Leerlingen moeten meebeslissen over nieuwe tafels en stoelen op school. [Leerlingen moeten kunnen testen of tafels en stoelen comfortabel zijn]

De zin tussen haakjes is een:
A
Standpunt
B
Argument

Slide 6 - Quizvraag

Standpunt of argument?
Omdat oude auto's heel vervuilend zijn, mogen ze niet meer in het centrum komen.

Omdat oude auto's heel vervuilend zijn is een ...
A
standpunt
B
argument

Slide 7 - Quizvraag

"Leerlingen moeten meebeslissen over nieuwe tafels en stoelen op school. Leerlingen moeten kunnen testen of tafels en stoelen comfortabel zijn."
["Maar dan kunnen we het meubilair niet meer vóór de kerstvakantie bestellen."] Deze laatste zin is een.....
A
Standpunt
B
Argument
C
Tegenargument

Slide 8 - Quizvraag

Feitelijk versus waarderend
  • Als iemand zijn standpunt ondersteunt met een feitelijke uitspraak noemen we die uitspraak een feitelijk argument
  • Over een waarderend argument kun je van mening verschillen, over een feitelijk argument niet. Een waarderend argument moet daarom vaak ondersteund worden.

Slide 9 - Tekstslide

Feitelijke argumenten
Een feitelijk argument:
  • is waar / niet waar en is controleerbaar;
  • hoef je niet te onderbouwen.
Voorbeeld: I
Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.
rom is Luxor prettiger?

 
Feitelijk of waarderend?
Kun je controleren of het argument klopt? 

Slide 10 - Tekstslide

Waarderende argumenten
Een waarderend argument:
  • geeft een smaak of voorkeur weer;
  • hierover kun je van mening verschillen.
  •  daarom moet je uitleggen waaróm je dat vindt. 
Voorbeeld: Ik ga morgen naar de film kijken in Pathé, want die bioscoop vind ik veel prettiger.   =>Waarom is Pathé prettiger?

 
Verschil
Kun je controleren of het argument klopt? 

Slide 11 - Tekstslide

Feitelijk of waarderend?

De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij.
timer
0:30
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 12 - Quizvraag

Feitelijk of waarderend:
Heel goed dat mobieltjes in de klas verboden zijn. Ze zijn irritant.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 13 - Quizvraag

Feitelijk of waarderend?
Ik ga liever niet mee naar Parijs, want er is veel criminaliteit.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 14 - Quizvraag

Argumentatie op basis van...
- oorzaak en gevolg
- kenmerk of eigenschap
- voor- en nadelen
- voorbeelden
- vergelijking
- autoriteit

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide


A
kenmerk of eigenschap
B
nadeel
C
vergelijking
D
voorbeeld

Slide 17 - Quizvraag


A
autoriteit
B
oorzaak en gevolg
C
voor- en nadelen
D
voorbeelden

Slide 18 - Quizvraag

Mikael zal sociaal wel wat onhandig zijn. Hij is immers alleen door zijn moeder opgevoed in een afgelegen bos.
A
oorzaak en gevolg
B
kenmerk of eigenschap
C
voorbeelden
D
autoriteit

Slide 19 - Quizvraag

Ik vrees dat de leerkrachten in het basisonderwijs geen loonsverhoging zullen krijgen. De docenten in het VO kregen immers ook niets.
A
oorzaak en gevolg
B
vergelijking
C
voor- en nadelen
D
autoriteit

Slide 20 - Quizvraag

Drogredenen
Fouten in argumentatie.
Er gaat iets mis tussen argument en standpunt.

Slide 21 - Tekstslide

Twee groepen drogredenen
Onjuist gebruik van een argumentatieschema
Overtreden van een discussieregel

Slide 22 - Tekstslide

Onjuist gebruik van een argumentatieschema
Een onjuist beroep op:
- oorzaak en gevolg
- kenmerk of eigenschap
- voor- en nadelen
etc.

Slide 23 - Tekstslide

Onjuist beroep op oorzaak en gevolg
Voorbeeld:
Het is niet zo raar dat minder mensen zich opgeven voor een studie (gevolg en standpunt); studenten moeten nu immers veel meer lenen dan vroeger (oorzaak en argument).

Slide 24 - Tekstslide

Onjuist beroep op voor- en nadelen
- overdrijven van voor- en nadelen
- vals dilemma:
'Wie niet voor mij is, is tegen mij'
'Als een zwemmer verdrinkt, komt dat niet omdat hij niet gered werd, maar omdat hij niet kon zwemmen.'

Slide 25 - Tekstslide

Doe boodschappen bij de Jumbo, want Max Verstappen zegt dat het een goede supermarkt is.
A
(onjuist beroep op) kenmerk of eigenschap
B
(onjuist beroep op) autoriteit
C
vals dilemma
D
overdrijven van voor- en nadelen

Slide 26 - Quizvraag

Diederik is een hooligan want hij zit onder de tattoos.
A
(onjuist beroep op) kenmerk of eigenschap
B
(onjuist beroep op) autoriteit
C
(onjuist beroep op) oorzaak en gevolg
D
overhaaste generalisatie

Slide 27 - Quizvraag

Het Gouden Ei was een saai boek, dus Nederlandse literatuur is echt niks voor mij.
A
(onjuist beroep op) kenmerk of eigenschap
B
(onjuist beroep op) autoriteit
C
(onjuist beroep op) oorzaak en gevolg
D
overhaaste generalisatie

Slide 28 - Quizvraag

Zo erg is het toch ook weer niet dat de bijen uitsterven. De dino's zijn ook ooit van de aardbodem verdwenen.
A
Vals dilemma
B
Overhaaste generalisatie
C
Verkeerde vergelijking
D
Overdrijven van voor- en nadelen

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Tweede groep: overtreden van een discussieregel
De belangrijkste discussieregel: als je een standpunt geeft, moet je ook een argument voor datzelfde standpunt geven.

Slide 31 - Tekstslide

Overtreden van een discussieregel
- persoonlijke aanval
- ontduiken van de bewijslast
- vertekenen van het standpunt
- bespelen van het publiek
- cirkelredenering

Slide 32 - Tekstslide

Ik heb nog geen reden gehoord om géén film te gaan kijken tijdens de les. We moeten dat dus gaan doen.
A
persoonlijke aanval
B
ontduiken van de bewijslast
C
vertekenen van het standpunt
D
cirkelredenering

Slide 33 - Quizvraag

Wie het niet met mij eens is dat Dostojevski de beste schrijver ooit is, heeft van literatuur geen kaas gegeten.
A
Ontduiken van de bewijslast
B
Vertekenen van het standpunt
C
Cirkelredenering
D
Bespelen van het publiek

Slide 34 - Quizvraag

Poetin heeft gezegd dat Oekraïne geen lid mag worden van de NAVO. Zie je wel dat hij een oorlog wil beginnen.
A
Ontduiken van de bewijslast
B
Vertekenen van het standpunt
C
Cirkelredenering
D
Bespelen van het publiek

Slide 35 - Quizvraag

drogredenen
= een uitspraak die logisch lijkt....


..... maar dat niet is

Slide 36 - Tekstslide

drogredenen
  • autoriteitsargument
  • vals dilemma
  • overhaaste generalisatie
  • verkeerde vergelijking
  • persoonlijke aanval 

Slide 37 - Tekstslide

drogredenen
  • ontduiken van de bewijslast
  • de cirkelredenering 
  • vertekenen van het standpunt
  • bespelen van het publiek 

Slide 38 - Tekstslide

Oefenen
Maak de oefeningen op de handout. Zometeen bespreken.

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Argumentatiestructuur
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 

Slide 41 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie = één standpunt en één argument
Onderschikkende argumentatie = een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten (=ketenargumentatie)
Nevenschikkende argumentatie = twee of meer argumenten ondersteunen gezamenlijk het standpunt ---> Afhankelijk en onafhankelijk 



Slide 42 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie (een argument bij een standpunt)

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.

Slide 43 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie (een gebruikt argument wordt door een ander argument ondersteund).
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is slecht voor je lever.

Slide 44 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende argumentatie (ieder argument is op zich een zelfstandig argument voor het standpunt)

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 45 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Combinatie van argumentaties 
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Het is duur.
Het is slecht voor je lever.
Met drank op moet je een taxi nemen.
Een taxi kost meer dan zelf rijden.

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Tekstslide

Ik ga dan ook niet stemmen bij de volgende verkiezingen. 
Politici zijn niet te vertrouwen
ze hebben immers allemaal hun eigen belangen voorop staan. 
Bovendien ben ik dan op wereldreis. 

Slide 51 - Sleepvraag

Slide 52 - Tekstslide

Slide 53 - Tekstslide

(want) Het levert een brandstofbesparing op van van rond de 10 %

We zijn voorstander van een maximumsnelheid voor het autoverkeer.

En daarnaast is een aanzienlijke daling van het aantal verkeersslachtoffers te verwachten

En laten we ook het verschijnsel zure regen niet vergeten

(Zoals) Dit bleek in Zweden ook

Slide 54 - Sleepvraag

Slide 55 - Tekstslide