les 11 maart vermogen en energie carrousel

Welkom vandaag 11 maart
Planning
  • Planning
  • Theorie
  • Aan de slag met de carrousel




M7 bestaat uit
- Elektriciteit
- Zenuwstelsel van de mens

- Rekenen met het metriekstelsel
- Rekenen met formules


Toets vrijdag 6 mei (week 19)

Nu week 11
Neem plaats en pak papier, pen en je boekje erbij
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom vandaag 11 maart
Planning
  • Planning
  • Theorie
  • Aan de slag met de carrousel




M7 bestaat uit
- Elektriciteit
- Zenuwstelsel van de mens

- Rekenen met het metriekstelsel
- Rekenen met formules


Toets vrijdag 6 mei (week 19)

Nu week 11
Neem plaats en pak papier, pen en je boekje erbij

Slide 1 - Tekstslide

week/datum
Planning
11 maart
Elektra en carrousel huisinstallatie (Lindeborg)
18 maart 
Rest carrousel opgaven M7 elektra
25 maart
Zintuigen met opdracht (Nijeborg)
1 april
Zintuigencarrousel (Lindeborg)
8 april
Zintuigen en bespreken opdrachten (Nijeborg)
17 april
Herhalen stof (Nijeborg)
25 april- 5 mei
vakantie
6 mei
Toets over module 7 (Nijeborg)
HB2
Studiemiddag
Cursusmiddag

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen. Je leert
  • Over de van serie- en parallelschakelingen: verdeling stroom en spanning
  • Wat kortsluiting en overbelasting is

En opfrissen van kennis, want dan weet je weer
  • Hoe je moet rekenen met vermogen, energie en energiekosten

Slide 3 - Tekstslide

  • Alle onderdelen zitten in dezelfde stroomkring 
  • De stroom (= aantal elektronen) die er loopt is dus overal even groot 
  • Bij een onderbreking in de stroomkring gaan alle lampjes uit
  • De meeste apparaten in huis zijn parallel aangesloten
  • Elk onderdeel heeft een eigen  stroomkring, de stroomsterkte is dus niet overal even groot 
  • Bij een onderbreking gaan alleen apparaten waarvan de stroomkring wordt onderbroken
serieschakeling                                       parallelschakeling

Slide 4 - Tekstslide

Meterkast
De groepenkast is de de kast die in de meterkast zorgt voor de verdeling van de elektrische energie vanuit het energie bedrijf naar de diverse groepen van de woning.

Vandaar uit gaat het naar allerlei apparaten.
Ook wel de "stoppenkast" genoemd.

Slide 5 - Tekstslide

Zekering/stoppen
Is de stroomsterkte te hoog, dan slaan de stoppen (zekering) door.
Zekering:
Bimetaal waar stroom doorgaat. 
Hoge stroom -> bimetaal wordt heet, trekt krom:
Mechaniek onderbreekt stroomkring. Stroom valt uit.

Zekeringen: Ook in auto's, elektrische apparaten
Dun draadje dat doorsmelt en dan vervangen moet worden.

Eerst probleem oplossen dan pas zekering resetten of vervangen!

Slide 6 - Tekstslide

Problemen met elektriciteit
  • Overbelasting
  • Kortsluiting
er loopt teveel stroom...of er wordt teveel ampère gevraagd

Slide 7 - Tekstslide

Als de stroomsterkte heel hoog wordt kan er brand ontstaan er staan teveel apparaten aan
Overbelasting: er wordt teveel stroom gevraagd

Slide 8 - Tekstslide

Kortsluiting
  • Kortsluiting ontstaat meestal door een storing, oude bedrading, een kapot apparaat of elektrische draden die contact met elkaar maken. Bij kortsluiting loopt de stroom niet meer veilig door je elektrische apparaten en kan er brand ontstaan.

Slide 9 - Tekstslide

vermogen en energie
Herhalen

Slide 10 - Tekstslide

Vermogen
Een apparaat met een klein vermogen gebruikt per seconde weinig
energie. 

Maar een apparaat met een GROOT vermogen  gebruikt per seconde veel
energie. 


Slide 11 - Tekstslide

P=U*I
Het vermogen (P) hangt af van: De spanning (U)
  • Hoe meer Volt (V), des te groter het vermogen in Watt (W)

Het vermogen (P) hangt ook af van: De stroomsterkte (I)
  • Hoe meer Ampère (A), des te groter het vermogen in Watt (W)
De formule is dan dus: 
P=UI

Slide 12 - Tekstslide

Rekenen
Rekenen met het vermogen:


Beter:
Uit je hoofd leren

Slide 13 - Tekstslide

P = U x I
P = vermogen             in watt (W)
U = spanning              in volt (V)
I = stroomsterkte      in ampère (A)

Opgave:
Op een lader van een telefoon
staat 5 V en 2 A. 
Hoe groot is het het vermogen van dit lampje?




Slide 14 - Tekstslide

antwoord
Gegevens    U = 6V
                         I   = 2A
Gevraagd     Wat is het vermogen in W?
Formule        P  =   U  x I 
Uitwerking   P  =   6  x 2 =12
 Antwoord    Het vermogen is 12 W

Slide 15 - Tekstslide

Energie
Als we dan de hoeveelheid energie willen uitrekenen is dat dus:

vermogen=tijdenergie
Energie=vermogentijd

Slide 16 - Tekstslide

Energie
Belangrijk: als we het vermogen (P) invullen in W(att) en de tijd (t) in seconden (s) krijg je het energieverbruik (E) in Ws en noemen we altijd J(oule)

als we het vermogen (P) invullen in KiloWatt (kW) en de tijd (t) in uur (h) krijg je het energieverbruik (E) in Kilowattuur (kWh)

Slide 17 - Tekstslide

Energie: E = P x t
E = energieverbruik in kilowattuur (kWh)
P = vermogen in kilowatt (kW)
t = tijd in uur (h)

Een lamp met een vermogen van 15W 
brandt de hele avond (18:00 - 23:00)
Bereken hoeveel energie de lamp verbruikt.

Slide 18 - Tekstslide

Antwoord
Gegevens :    P = 15 W = 0,015 kW ; t = 23:00-18:00 = 5 uur
Gevraagd:      Hoeveel energie verbruikt de lamp  in kWh
Formule:         E = P x t
Uitwerking:    E = 0,015 x 5 = 0,075 kWh
Antwoord:       De energieverbruik van de lamp is 0,075 kWh

Slide 19 - Tekstslide

Energieverbruik 
  • Apparaten verbruiken energie. We rekenen af  per kWh.

  • 1 kiloWatt is 1 000 Watt.                                                                                                        Kilo-Watt-uur (kWh) is de maatstaf voor elektrische energie-inhoud. 

  • Het is het gemiddeld vermogen dat verbruikt wordt gedurende één uur.              Een elektrische kachel met een maximaal vermogen van 2 kW verbruikt per uur 2 kWh       als hij maximaal aanstaat.

  • Een kWh (kilo-Watt-uur) kost ongeveer 25 cent => Maar hoe rekenen we hiermee?

Slide 20 - Tekstslide

Kosten energiegebruik berekeken.
Je kunt de energiekosten van een apparaat bereken, wanneer je de kWh-prijs weet.
Als eerste bereken je het energiegebruik. E=Pxt
Vervolgens vermenigvuldig je de uitkomst in kWh met de kWh-prijs.
Voorbeeld:
  • Vermogen lamp = 50W en tijd hoe lang de lamp brandt= 8h > 50W is 0,05 kW
  • E=0,05x8. Dus het energieverbruik is 0,4 kWh
  • De kWh-prijs is € 0,22.
  • Energieverbruik x kWh- prijs. Dus 0,4 kWh x € 0,22 = € 0,09
  • De kosten voor 8 uur een lamp te laten branden van 50W zijn € 0,09
Er volgen nu een aantal oefeningen

Slide 21 - Tekstslide

Grootheid
Symbool
Eenheid
afkorting
Spanning
U
Volt
V

U=P:I
Stroomsterkte
I
Ampère
A

I=P:U
Vermogen
P
Watt
W

P=U*I
Energie
E
kiloWattuur
kWh
E=P*t
               P in kW
tijd
t
uur
h
Neem tabel over in schrift en leer uit je hoofd
U=IP
P=UI
I=UP
Staat ook op ItsLearning

Slide 22 - Tekstslide

Energiekosten
Het energieverbruik (E) is Kilowattuur (kWh).

Voor dit verbruik moet er betaald worden, nu is dit ongeveer €0,25 per kWh.
Energieverbruik laptop:
                                     50-200 kWh
Kosten dus 50*0,25= €12,50 
          tot 200*0,25=€ 50 per jaar

Slide 23 - Tekstslide

Energiekosten AI...
- Het genereren van een afbeelding met AI kost ongeveer evenveel energie als het opladen van een GSM

- Het trainen van een AI netwerk gebruikt een supercomputer per uur evenveel stroom als 8300 huishoudens in datzelfde uur

Slide 24 - Tekstslide

Samenvatting
Vermogen is hoeveelheid elektrische energie die een apparaat per seconde verbruikt!
P = U x I   (vermogen in Watt)
Energieverbruik is het gemiddelde vermogen dat verbruikt wordt gedurende één uur kWh
E = P x t   (vermogen P in kiloWatt)
Energiekosten, het bedrag wat je betaald per kWh
kosten (€)= E* prijs per kWh

Slide 25 - Tekstslide

Leerdoelen. Je leerde
  • Over de serie- en parallelschakelingen: verdeling stroom en spanning
  • Wat kortsluiting en overbelasting is

En opfrissen van kennis, want dan weet je weer
  • Hoe je moet rekenen met vermogen, energie en energiekosten

Slide 26 - Tekstslide

Heb je nog vragen?
schrijf ze op en stel ze aan je docent.

Slide 27 - Woordweb

Check: Was de uitleg duidelijk en is het goed begrepen?

Slide 28 - Tekstslide

Check
  • Wat is de eenheid van vermogen?
  • Waarom zijn alle apparaten in huis parallel aangesloten?
  • Hoe kan kortsluiting ontstaan?
  • Hoe kan overbelasting ontstaan?
  • Waarom zijn in huis meerdere groepen?
  •  

Slide 29 - Tekstslide

Check
  • Wat is de eenheid van vermogen?
  • W (watt)
  • Waarom zijn alle apparaten in huis parallel aangesloten?
  • Omdat dan elk apparaat afzonderlijk aan/uit gezet kan worden en dat als 1 apparaat stuk gaat de rest blijft werken.
  • Hoe kan kortsluiting ontstaan?
  • Als er een stroomkring ontstaat met een hele kleine weerstand, bijvoorbeeld doordat 2 stroomdraden elkaar raken.

Slide 30 - Tekstslide

Check
  • Hoe kan overbelasting ontstaan?
  • Doordat er teveel apparaten aangesloten zijn op 1 groep, hierdoor moet er meer stroom door de kabel dan die aan kan. (In huis is dat meer dan 16A)
  • Waarom zijn in huis meerdere groepen?
  •  Om te zorgen dat er minder snel overbelasting ontstaat.

Slide 31 - Tekstslide

Huiswerk voor 18 maart
Bestuderen [Module 7 Elektriciteit] 
en de filmpjes op de planner [HB elektriciteit]
 
Maken oefenopgave M7 



Vergeet de bronnen niet!

Slide 32 - Tekstslide

Aan de slag 

Slide 33 - Tekstslide

Nodig
                Je boekje en een pen

je vindt de info op bladzijde 14- 22

                           Opgave 9 en 10 doen we klassikaal

Slide 34 - Tekstslide

Aan de slag
1. Een huis is verdeeld in groepen. Iedere groep heeft een eigen stroomkring met een maximale stroomsterkte. De meeste groepen zijn gezekerd met een zekering van 10 Ampère;
Sommige hebben een zekering van 16 Ampère

Ik koop een nieuwe wasmachine. Tijdens het centrifugeren heeft deze een vermogen van 2500 Watt.
a. Leg uit op welk type groep (10 of 16 A)ik deze wasmachine kan aansluiten.
Bewijs dit met een berekening.
b. Bereken het maximale vermogen van een apparaat dat ik naast de wasmachine op deze groep aansluit mag hebben.




Formule
Getallen
Antwoord met eenheid

Slide 35 - Tekstslide

Een manier
Manier 1:
Gegeven: U = 230V
   I = 10A of 16A
Gevraagd bereken P
Formule P=U*I
Invullen P = 230*10; P = 230*16
Berekenen P = 2300 W (bij 10A)
   P = 3680 W (bij 16A)
Conclusie 2300 Watt is te weinig, dus 10 Ampere kan niet; 16 Ampere is nodig.

Aanpak: vermogen (P) berekenen

Slide 36 - Tekstslide

Een andere manier
Manier 2:
Gegeven: U = 230V
   P = 2500 W
Gevraagd bereken I
Formule P=U*I ; I = P/U
Invullen I = 2500 / 230
Berekenen I = 10,9Ampere (let op; er is afgerond!)
Conclusie 10,9 Ampere is nodig. Dus 10 is te weinig. 16 Ampere is nodig.

Aanpak: stroomsterkte (I) berekenen

Slide 37 - Tekstslide

Energieverbruik
1
2
3

Slide 38 - Tekstslide

Uitleg vermogen
Zie ook planner voor deze en meer filmpjes

Slide 39 - Tekstslide

Nog één
Een zekering brandt door bij 10 Ampère.
De zekering ‘beveiligt’ een groep waarop zijn aangesloten:
• Wasmachine: 2000 Watt
• Magnetron: 800 Watt
• Frituurpan: 1500 Watt
Leg uit wat er met de zekering gebeurt als je alle apparaten tegelijkertijd aanzet.

Formule
Getallen
Antwoord met eenheid

Slide 40 - Tekstslide

Manier 1: Een stroom van 10A levert een vermogen van:
Formule P = U * I
Invullen P = 230 * 10
Antwoord met eenheden P = 2300 Watt
Vergelijken 2000 + 800 + 1500 = 4300 Watt > 2300 Watt
De zekering brandt door omdat er meer dan 2300 Watt aan vermogen op aangesloten is.

Aanpak: vermogen (P) berekenen

Slide 41 - Tekstslide

Andere aanpak
Manier 2:
Wasmachine: 8,7A (zie hieronder)
Formule P = U * I of I = P/U
Invullen 2000 = 230 * I of I = 2000/230
Antwoord met eenheden I = 8,70 A

Magnetron: 3,5A (berekening 800/230= 3,48 A)
Frituurpan: 6,5A (berekening 1500/230= 6,52 A)
Opgeteld levert dat een stroomsterkte op van: 8,7 + 3,48 + 6,52 = 18,7 Ampère. 
De zekering zal dus doorbranden en geen stroom meer geven aan deze groep.


Aanpak: stroomsterkte (I) berekenen

Slide 42 - Tekstslide

Aan de slag
Marian kijkt graag tv. Elke avond van 19.30-23.00 zit ze achter de tv.
Ze is dan ook erg blij met de nieuwe tv; het vermogen van deze nieuwe tv is 124 Watt.
Het vermogen van haar vorige tv was 250 watt.
Wat bespaart Marian aan kosten met haar nieuwe tv per week. Vandaag is de kWh prijs  €0,32.
Rond af op 2 decimalen.

Formule
Getallen
Antwoord met eenheid

Slide 43 - Tekstslide

Elke avond van 19.30-23.00 nieuwe tv is 124 Watt; vorige tv was 250 watt.
Wat bespaart Marian aan kosten met haar nieuwe tv per week gebruik voor de kWh prijs €0,32.
Rond af op 2 decimalen.

E=P*t     124 W= 0,124 kW              tijd: 23.00-19.30= 3.5 h
E nieuw: 0,124*3,5= 0,434 kWh dan in een week (7 dagen) 7*0,434= 3,038 kWh
Kosten per week: 3,038* 0,32= € 0,9722 (laat eerst 4 cijfers staan)

E=P*t 250 W= 0,25 kW tijd: 23.00-19.30= 3.5 h
E nieuw: 0,25*3,5= 0,875 kWh dan in een week (7 dagen) 7*0,875= 6,125 kWh
Kosten per week: 6,125* 0,32= € 1,96

Besparing: 1,96-0.9722= € 0,99
Formule
Getallen
Antwoord met eenheid

Slide 44 - Tekstslide

Op een fietslampje staat 0,3 A en 15 V
Bereken het vermogen van dat lampje.

Slide 45 - Open vraag

Op een fietslampje staat 0,3 A en 15 V
Bereken het vermogen van dat lampje.

Slide 46 - Open vraag

Een telefoon moet om op te laden 3 uur aan de lader. De lader heeft een vermogen van 10 W. Hoeveel energie gaat er in die tijd in de telefoon?

Slide 47 - Open vraag

Een telefoon moet om op te laden 3 uur aan de lader. De lader heeft een vermogen van 10 W. Hoeveel energie gaat er in die tijd in de telefoon?

Slide 48 - Open vraag

Op een zaklamp staat: 50 V en 2 A. De zaklamp staat 10 uren aan. Bereken de energie die deze zaklamp verbruikt in die tijd.

Slide 49 - Open vraag

Op een zaklamp staat: 50 V en 2 A. De zaklamp staat 10 uren aan. Bereken de energie die deze zaklamp verbruikt in die tijd.

Slide 50 - Open vraag

Een apparaatje van 10 W is aangesloten op het batterij van 10 V. Hoe groot is de stroomsterkte door het apparaat?

Slide 51 - Open vraag