Bouwstenen

Wijze lessen
Twaalf bouwstenen voor effectieve didactiek
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
BouwstenenSpeciaal OnderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Wijze lessen
Twaalf bouwstenen voor effectieve didactiek

Slide 1 - Tekstslide

Bouwsteen 1:
Welke omschrijving past het best bij het activeren van voorkennis?
A
Het betreft het opfrissen van het geheugen, alle leerlingen hebben hetzelfde niveau.
B
Er wordt een 'kapstok' gegeven om nieuwe leerstof te verbinden aan eerder geleerde leerstof.
C
Middels passieve werkvormen de leerlingen motiveren.
D
Wat je ziet, bepaalt wat je weet.

Slide 2 - Quizvraag

Bouwsteen 2:
Wat is onjuist?
A
Door als leerkracht de vraag te stellen 'alles begrepen?' weet je wie de leerstof wel en niet heeft begrepen
B
Leerlingen moeten noodzakelijke kennis en vaardigheden beheersen om volgend niveau aan te kunnen.
C
Leerstof in kleine, beheersbare stappen aanbieden is effectief.
D
Een uitdagend en haalbaar doel is motiverender dan een te gemakkelijk doel.

Slide 3 - Quizvraag

Bouwsteen 3:
Het is belangrijk om voorbeelden te gebruiken omdat...
A
Een rekensommetje tussendoor of een kort vraagje ( over andere leerstoffen) het leerproces positief beïnvloed.
B
Je laat zien dat jij weet hoe het moet.
C
De leerlingen het na kunnen doen.
D
je laat zien op welke problemen je kunt botsen en hoe je die aanpakt ( de genomen stappen worden hierbij hardop verwoord)

Slide 4 - Quizvraag

Bouwsteen 4:
A. Leerlingen slaan informatie die zowel via woorden als beelden wordt gepresenteerd, gemakkelijker op dan wanneer alleen maar woorden worden gebruikt.

B. de interactie tussen de tekst en de beelden vergemakkelijkt het begrijpend lezen

A
A is juist
B
B is juist
C
A en B zijn juist
D
A en B zijn onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Bouwsteen 5:
Laat leerstof actief verwerken
De beste strategie om nieuwe leerstof te verwerken en eigen te maken is:

A
Een tekst opnieuw lezen.
B
Het herlezen van een tekst en daarbij belangrijke delen te markeren.
C
Het maken van een Kahoot voor klasgenoten.
D
De leerkracht legt de leerstof nog een keer uit.

Slide 6 - Quizvraag

Bouwsteen 6:

Achterhaal of de hele klas het begrepen heeft
Wat is juist?
A. Het is belangrijk om voldoende open vragen te stellen i.p.v. gesloten vragen.
B. Procesvragen zijn gericht op de aanpak die een leerling kiest om tot een antwoord op een vraag te komen.

A
Alleen A is juist
B
Alleen B is juist
C
A en B zijn allebei juist
D
A en B zijn allebei onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Bouwsteen 7:
Ondersteun bij moeilijke opdrachten
Wanneer een leerling de opdrachten nog niet zelfstandig aan kan, kan er tijdelijk extra ondersteuning geboden worden; zogenaamde scaffolds (steigers).
We spreken van scaffolding wanneer:

A
De ondersteuning van de leraar vermindert geleidelijk aan.
B
Er wordt een duidelijke transfer van verantwoordelijkheid gemaakt in de richting van de leerling.
C
De een-op-een-ondersteuning is op maat van de leerling en zonder die ondersteuning had de leerling het (nog) niet gekund.
D
Alle drie bovenstaande punten zijn van toepassing.

Slide 8 - Quizvraag

Bouwsteen 8:
spreid oefening met leerstof in de tijd.
Wat is onjuist?

A
Voor het onthouden van nieuwe leerstof werkt het beter als je de oefeningen spreidt in de tijd over meerdere kortere oefensessies
B
Voor het onthouden van nieuwe leerstof werkt het beter als je de leermomenten in één lange oefensessie concentreert.
C
Bij gegroepeerd oefenen (massed practice) wordt de herhaling van elk woord achter elkaar gepland in de tijd (bijvoorbeeld AAA-BBB-CCC-eindtoets).
D
Bij gespreid oefenen (distributed practice) wordt de herhaling van woorden gespreid in de tijd (bijvoorbeeld ABC-ABCABC-eindtoets).

Slide 9 - Quizvraag

Bouwsteen 9:
Soortgelijke oefeningen kun je op verschillende manieren aanbieden.
Wat is het meest effectief op de korte en lange termijn?

A
AAA – BBB – CCC op de korte termijn en ABACBCAABC op de lange termijn
B
AAA – BBB – CCC op de lange termijn en ABACBCAABC op de korte termijn
C
AAA – BBB – CCC is zowel op de korte als de lange termijn het meest effectief
D
Op de lange termijn is er geen verschil tussen beide methodes

Slide 10 - Quizvraag

Bouwsteen 10:

Bij het leren van de lesstof is “Retrieval Practice” (actief herinneren) een belangrijk principe. Welke bewering(en) is/zijn waar?

A Het doorlezen van de lesstof voor een toets is een voorbeeld van “Retrieval Practice”

B Het doen van een quiz is een voorbeeld van “Retrieval Practice”

A
A is juist
B
B is juist
C
A en B zijn juist
D
A en B zijn onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Bouwsteen 11:
A De begeleider die feedback geeft, moet deze koppelen aan de opdracht, niet aan de persoon.

B In de beginfase van het leren, moet je als begeleider terughoudend zijn met het geven van feedback

Welke van bovenstaande bewering(en) is/zijn waar?

A
A is juist
B
B is juist
C
A en B zijn juist
D
A en B zijn onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Bouwsteen 12:
Welke bewering is onjuist?
A
Leerlingen hebben moeite om in te schatten hoe goed ze de lesstof beheersen.
B
De strategieën die leerlingen zichzelf aanleren zijn vaak niet erg effectief.
C
Aangezien het gaat om het aanleren van de lesstof is het belangrijker dat de focus van de begeleider meer op de inhoud ligt dan op het proces.
D
Het doorlezen van de lesstof wordt door leerlingen vaak verkozen boven het actief herinneren van deze lesstof

Slide 13 - Quizvraag