Oefening/quizleesvaardigheid1-2-3

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Quiz.

Woordraadstrategie

SOFT wordt SOVTD

HIER KOMT DE VRAAG:

Welke vijf woordraadstrategieën ken je?

BAM!

De eerste punten

zijn binnen!

Of niet?

Volgende vragen gaan over signaalwoorden en tekstverbanden.

Ofschoon Hans eigenlijk Hans Eduard Marie heet, wordt hij gewoon Hans genoemd. Ofschoon.....

1. Geeft een opsomming aan.
2. Geeft oorzaak-gevolg aan.
3. Geeft een tegenstelling aan.
4. HUH?

Zowel Charly Chaplin als Monty Python inspireren hem.
Zowel...als..... geven een..

1. opsomming aan
2. voorbeeld/toelichting aan
3. redengevend verband aan
4. samenvatting aan

Doordat zijn vriend Roland overleed, ging hij alleen verder.
Doordat geeft een.....

1. chronologisch verband aan
2. concluderend verband aan
3. oorzakelijk verband aan
4. opsommend verband aan

Hoe gaat het eigenlijk?

Lukt het een beetje?

kun je het?

En doorrrrr.....

Ook speelde Hans mee in Jiskefet.

Toch

Daardoor

Want

Om...te

Sleep de tekstverbanden naar de bijpassende signaalwoorden. 

Tegenstellend verband

Oorzakelijk verband

Redengevend verband

Doel - middel

In een tekst geeft een kernzin het onderwerp van een alinea aan.

1. klopt
2. onjuist
3. wah?

Als je kernzinnen markeert, ontdek je de grote lijn van een tekst.

1. Dat is zo
2. Nee, je ziet dan detail
3. Dit gaat me te ver....

Schrijfdoelen!

A-I-O

1. Informeren
2. Overtuigen
3. Instrueren
4. activeren

Welk (voornaamste) schrijfdoel heeft een beschouwing?

1. Amuseren
2. Opiniëren
3. Informeren
4. Overtuigen

De hoofdgedachte is een afweging. De schrijver kan een eigen mening hebben, maar dringt dat niet op. Hij zet mij aan het denken. Hoort bij...

1. Activeren
2. Overtuigen
3. Opiniëren
4. Informeren

https:

De hoofdgedachte is een mening. De tekst is subjectief. Ik wil dat je mijn standpunt deelt. Dit is.....

1. Overtuigen
2. Activeren
3. Opiniëren
4. Instrueren

Sleep de juiste tekstdoelen naar de tekstsoorten.

Overtuigen

informeren

opiniëren 

Uiteenzetting

Beschouwing

Betoog

De schrijver wil iets bereiken, iets doen. Nut.

Ik zie iets en DAAROM ga ik iets schrijven.

Volgende vragen gaat over de structuur van de tekst en de functiewoorden.

"stelling", "argumenten", "tegenargumenten", "aanbeveling" en "samenvatting" zijn voorbeelden van....

1. signaalwoorden
2. verbindingswoorden
3. kernwoorden
4. functiewoorden

Wat is een verschil tussen een signaalwoord en een functiewoord?

1. functiewoord geeft een verband aan, signaalwoord niet
2. functiewoord staat niet altijd in de tekst, signaalwoord wel
3. er is geen verschil
4. er zijn veel minder functiewoorden dan signaalwoorden

00:49

Ik beschrijf iets feitelijks over een verschijnsel of ontwikkeling. Dit noem je een...

1. uitwerking
2. constatering
3. anekdote
4. stelling

In de inleiding staat mijn stelling. In het middenstuk mijn argumenten, tegenargumenten en weerlegging. Dit is.....

1. Verklaringsstructuur
2. Aspectenstructuur
3. Verleden-heden-toekomststructuur
4. Argumentatiestructuur

01:07

In de inleiding introduceer ik het onderwerp & in het middenstuk beschrijf ik de verschillende onderdelen van het onderwerp. Dit hoort bij....

1. Vraag/antwoord- structuur
2. Aspectenstructuur
3. Verklaringsstructuur
4. Argumentatiestructuur

Je kunt het!

Veel succes!

Oefen en leer!

Veel plezier in de Can-week.

Nog vragen?