2.2A: Je kunt de begrippen
democratie, grondwet en
parlement in je eigen woorden uitleggen.
2.2B: Je kunt uitleggen welke bevoegdheden de koning had voor 1848.
2.2C: Je kunt het verschil uitleggen tussen conservatieven en liberalen.
2.2D: Je kunt uitleggen waarom de grondwet in 1848 werd gewijzigd.
2.2E: Je kunt uitleggen welke bevoegdheden het parlement na 1848 kreeg.
2.2F: Je kunt de 4 belangrijkste rechten van het parlement na 1848 herkennen, noemen en beschrijven.
2.2G: Je kunt het begrip censuskiesrecht in je eigen woorden uitleggen en toepassen.