5.2 Democratie in Nederland

5.2 Democratie in Nederland
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

5.2 Democratie in Nederland

Slide 1 - Tekstslide

Nederland na Napoleon
In 1813 wordt Nederland onafhankelijk
van Frankrijk (en een soeverein vorstendom)
In 1815 wordt het Verenigd Koninkrijk der                        Nederlanden opgericht (huidige Nederland, België en
Luxemburg en België)
Willem I wordt de eerste koning.

Slide 2 - Tekstslide

Koning Willem I (1815-1840)
Nederland heeft een grondwet en 
een parlement (volksvertegenwoordiging), maar: 
  • de koning beslist bijna alles alleen
  • koning benoemt en ontslaat ministers
  • het parlement heeft nauwelijks invloed
Onder zijn regering komt België in 1830 in
opstand en scheidt zich af van Nederland


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Belgische opstand (histoclip vanaf....

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Koning Willem II (1840-1849)
In 1840 volgt Willem II zijn vader op
Ontevredenheid met macht koning 
neemt toe
Vooral de liberalen (groepering die naar vrijheid streeft) eisen meer invloed van het parlement en minder macht koning 
In 1848 dreigt een opstand tegen de koning...

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Grondwet van 1848
In 1848 krijgt Nederland een grondwetswijziging, geschreven door Thorbecke. 

Belangrijkste wijzigingen:
- het parlement krijgt de meeste macht
- de koning verliest zijn macht
- ministers worden verantwoordelijk
- rijke mannelijke burgerij kiest het parlement (de 1e en de 2e kamer)


Slide 10 - Tekstslide

Inhoud grondwet 1848
  • Koning onschendbaar (ministers zijn voor hem verantwoordelijk)
  • Parlementair stelsel (parlement heeft hoogste macht)
  • Parlement controleert regering (=koning+ministers) en maakt de wetten
  • Tweede kamer rechtstreeks gekozen door bevolking
  • Eerste kamer indirect gekozen door bevolking via Provinciale Staten
  • Elke 4 jaar verkiezingen (maar: censuskiesrecht)
  • Grondrechten/burgerlijke vrijheden bevolking vastgelegd in grondwet

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Het parlement
- het parlement is de volksvertegenwoordiging: hierin zitten mensen die door het volk gekozen 
- de taak van het parlement is om de regering te controleren
- het parlement bestaat uit twee afdelingen: de Eerste Kamer en de Tweede Kamer
- de Tweede Kamer wordt rechtsstreeks gekozen door het volk
- de Eerste Kamer wordt indirect gekozen door het volk (via PS)
het hele volk? Nee, alleen mannen ouder dan 23 die genoeg belasting betaalden. Dit was maar 10% van de bevolking.

Slide 13 - Tekstslide

Uitbreiding kiesrecht
In 1848 censuskiesrecht: mannen die genoeg belasting betaalde mochten stemmen.
Daarna paar keer uitgebreid, maar nog steeds bepaalde je geslacht en je inkomen en bezit of je kon stemmen.

Verzet van socialisten (politieke stroming die opkomt voor arbeiders) en feministen (maatschappelijke stroming die opkomt voor gelijke rechten voor vrouwen).


Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Algemeen kiesrecht
1917: algemeen mannenkiesrecht
1919: algemeen vrouwenkiesrecht

--> Nederland is een democratie

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Wie mogen er in 1848 stemmen?
A
Mannen
B
Rijke mannen en vrouwen
C
Mannen die voldoende belasting betalen
D
Niemand

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent censuskiesrecht in 1848?
A
Mannen mogen stemmen
B
De koning wijst mannen aan die mogen stemmen
C
Mannen die genoeg belasting betalen mogen stemmen
D
Alleen leden van de regering mogen stemmen

Slide 19 - Quizvraag

Koninkrijk met een grondwet is:
A
Parlementaire democratie
B
Constitutionele monarchie

Slide 20 - Quizvraag

Wie mogen er in 1917 stemmen?
A
Mannen
B
Rijke mannen en vrouwen
C
Mannen die voldoende belasting betalen
D
Niemand

Slide 21 - Quizvraag

De regering bestaat uit:
A
Eerste en Tweede Kamer
B
Ministers en Staatssecretarissen

Slide 22 - Quizvraag

Het parlement bestaat uit:
A
Eerste en Tweede Kamer
B
Ministers en staatssecretarissen

Slide 23 - Quizvraag

Wie mogen er in 1919 stemmen?
A
Alleen mannen
B
Rijke mannen en vrouwen
C
Mannen die voldoende belasting betalen
D
Mannen en vrouwen

Slide 24 - Quizvraag

Wat ga je doen:
- Lezen van 5.3: De vaderlijke koning tot en met Uitbreiding Kiesrecht
- M. 2, 3 en 6 van 5.3 in je werkboek.

Slide 25 - Tekstslide