In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Onderdelen in deze les
H4 Taalweetjes en Lezen (1)
Slide 1 - Tekstslide
Homoniemen
Sommige woorden hebben meerdere betekenissen, dat noem je homoniemen. Een bank is bijvoorbeeld niet alleen een voorwerp om op te zitten, maar ook een gebouw waar mensen hun geldzaken regelen.
Slide 2 - Tekstslide
Homoniemen
Soms is het oppassen met homoniemen, want wat kan er bijvoorbeeld gebeuren:
• als je een ton wint? Dan win je honderdduizend euro
of dan win je een vat waar bijvoorbeeld water of wijn in kan.
• als de kat kopjes geeft? Dan ...
of ...
• als je neus verstopt is? Dan ...
of ...
Slide 3 - Tekstslide
Haar haar
Met haar verwijs je naar een vrouw, maar het groeit ook op je hoofd. Meer lichaamsdelen zijn homoniem. Op de foto hiernaast staat bijvoorbeeld de neus van een schoen, maar een neus is
natuurlijk ook een lichaamsdeel. Bedenk nog
2 lichaamsdelen die homoniem zijn.
Tip: ga in gedachten je hele lichaam langs.
Slide 4 - Tekstslide
Je doet het met je mond en je legt in bed je hoofd erop: wat is het?
Slide 5 - Open vraag
Rara wat is het?
Slide 6 - Tekstslide
Lezen - startopdracht
Bekijk de afbeelding hiernaast.
Vul in de tekstballonnen in wat
jij vindt van het schilderij.
Gebruik steeds één woord
per tekstballon.
Zijn dit feiten of meningen? Wat is het verschil?
Slide 7 - Tekstslide
Theorie
Slide 8 - Tekstslide
Theorie
Slide 9 - Tekstslide
Maakwerk
Opdracht Lezen 1 t/m 4 (blz. 126)
Heb je het af? Maak een foto van je gemaakte werk en stuur dit naar juf Lobke. Dan krijg je het nakijkmateriaal toe gestuurd.
