Herhalingsles SO

Herhalingsles SO
Noteer alleen wat je niet weet of de tips van de docent. 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhalingsles SO
Noteer alleen wat je niet weet of de tips van de docent. 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
29/08: Par. 2.1 De pruikentijd
02/09: Par. 2.1 De pruikentijd
05/09: Par. 2.1 De pruikentijd
09/09: Par. 2.2 Revolutie in Frankrijk
12/09: Par. 2.2 Revolutie in Frankrijk
16/09: Par. 2.2 Revolutie in Frankrijk
19/09: Herhaling
23/09: SO par. 2.1 en 2.2 
26/09: Par. 2.3 Revolutie in Nederland
30/09: Par. 2.3 Revolutie in Nederland
03/10: Par. 2.3 Revolutie in Nederland
07/10: Par. 2.4 De afschaffing van de slavernij
10/10: Par. 2.4 De afschaffing van de slavernij
14/10 Herhaling
Toetsweek periode 1: H2

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Nederlandse economie (1)

  • Regenten (bestuurders), kooplieden en handelaren waren rijk. 

  • Woonden in grote grachtenpanden  in Amsterdam of in grote buitenhuizen (langs de Vecht)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Nederlandse economie
  • De nijverheid (beroepen waarbij iets gemaakt of bewerkt wordt) en handel gingen achteruit.
 
  • Bedrijven maken minder winst en er kwam steeds meer werkloosheid en armoede.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Voor sommige families ging het wel goed...


  • Ze werden rijk in de 17e eeuw en leenden hun geld nu uit tegen rente.
  • De rijke probeerde de mooie banen in hun eigen of bevriende families te houden.
  • Zo erfden kinderen al op jonge leeftijd titels of kregen ze voorrang bij banen op basis van hun achternaam.




Gerard Bicker was een zoon van Andries Bicker, een van de machtigste koopmannen uit Amsterdam. Gerard had een goed leven. Hij hoefde dankzij de macht en rijkdom van zijn vader niet echt heel hard te werken. Hij zou zo'n 220 kilo hebben gewogen en werd in de volksmond ook wel "de dikke Bicker" genoemd.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Historische vaardigheden. 
Lezen, blz. 108
  • Beschrijvende vragen: als je meer wilt weten over een stituatie of verschijnsel in het verleden. Begint vaak met "hoe". 
  • Verklarende vragen: als je wilt uitleggen waardoor iets is gebeurd. Begint vaak met "waarom". 
  • Waarderende vragen: om te onderzoeken wat jij ergers van vindt. Je geeft een mening, bijv. "was het fijn". 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Frankrijk vanaf 1700...
Ondernemers in de handel en nijverheid werden rijk, maar hadden minder rechten dan de geestelijken en de edelen. 

Arbeiders en boeren waren heel arm. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Standenmaatschappij
De bevolking was verdeeld in drie standen:

1ste stand: geestelijken
2de stand: edelen
3de stand: boeren en burgers

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Privileges (1)
Eerste en de tweede stand hadden privileges:
- geen belasting betalen
- eigen rechtbank 
- adel en geestelijkheid bezaten grond. 


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De derde stand
Derde stand, 90% van de bevolking: 

- Boeren in het platteland en de burgers in de steden. 
- Groot verschilt in rijkdom: er waren armen en rijken in de derde stand: 
De rijken: intellectuelen, beïnvloed door de Verlichting, hadden kritiek op de standenmaatschappij. Betaalde belasting, maar mochten niet meeregeren!

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Problemen...
  • Als de belastingen werden verhoogd moesten boeren dat betalen. 
  • Ook bij een mislukte oogst moesten boeren belasting betalen. 
  • Rijke burgers konden wel belasting betalen, maar wilden daarvoor graag inspraak in het bestuur. 

  • Kortom: 3de stand betaalde alle beslasting, ze werden steeds armer.
Ontevredenheid overheerst!

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Verlichting
Beweging van mensen die vinden dat met het verstand alles kan worden verklaard en dat de maatschappij op het verstand gebaseerd moet zijn. 

Ontstond in de 18e eeuw in de westerse landen. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verlichte denkers
  • God grijpt niet rechtstreeks in het leven van de mens.
  • Godsdienst is niet iets wat je kan bewijzen.
  • Aanhangers van verschillende godsdiensten moesten verdraagzaam zijn tegenover elkaar. 
  • Alle mensen zijn gelijk geboren. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In wat geloven de aanhangers van de Verlichting?
  • Mensenrechten: omdat alle mensen gelijk geboren zijn, hebben we allemaal dezelfde rechten. Bijv. vrijheid van godsdienst en van meningsuiting. 
  • Rechtsstaat: een staat waarin de wet voor iedereen gelijk is en iedereen, ook de koning, aan de wet  moet houden. 
  • Grondwet: papier waar staat hoe het land werd geregeerd en de rechten van de burgers zijn (grondrechten).

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onvrede en geldnood
Rond 1788 kreeg Frankrijk grote economische problemen



Maar de koning (Lodewijk XVI) had meer geld nodig
Oplossing?
Toch om meer geld vragen, belasting omhoog. 


Schulden
Door vele oorlogen en een gigantisch dure hofhouding was de schatkist van Frankrijk leeg, maar er waren wel onbetaalbare schulden.
Hongersnood
Door mislukte oogsten was er weinig voedsel. Het eten wat er was, was extreem duur

Slide 15 - Tekstslide

Reken mee:
Vandaag de dag:
Gemiddeld inkomen per dag: €130
Gemiddelde prijs brood: €1,20

Vlak voor Franse revolutie:
Gemiddeld inkomen per dag: 17,5 F
Gemiddelde prijs brood: 14 F
De Staten Generaal
  • De Derde Stand wilt ook nog sociale en maatschappelijke zaken bespreken, maar Lodewijk XVI vindt het allemaal maar gezeik. Hij wil geld voor de bijna lege schatkist.

  • Derde stand heeft er genoeg van en verlaat de zaal om hun eigen vergadering te beginnen = de Nationale Vergadering!

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eed op de Kaatsbaan

  • Beloofde om uit elkaar als te gaan alleen wanneer Frankrijk een grondwet heeft die de macht van de koning kleiner maakt. 
  • "Wij zijn hier bijeen omdat de bevolking dat wilt en wij gaan pas uiteen op de punt van de bajonet!"

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Te wapen!
  • De burgers in Parijs komen in opstand tegen de 1ste en 2de stand. 
  • De koning stuurt het leger naar Parijs.
  • De burgers van Parijs nemen hun lot in eigen handen!
  • 14 juli 1789: Bestorming van de Bastille
De koning stuurt zijn soldaten weg. 
De edelen vluchten het land uit.
De Nationale Vergadering was gered. 
Sindsdien is 14 juli een nationale feest in Frankrijk. 
"Het lijkt wel op een opstand daarbuiten!"
"Nee Sire, dit is een revolutie."

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heeft de Nationale Vergadering gedaan? (1)
1. De privileges van de adel en geestelijkheid afschaffen.

Vanaf nu:
- wel belasting betalen
-  geen eigen rechtbank
- minder grond aan adel en geestelijkheid.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heeft de Nationale Vergadering gedaan? (2)
2. Nam in 1791 een democratische grondwet aan. 

Zo werd de Franse Revolutie een democratische revolutie: een ingrijpende politieke verandering waarbij een democratische grondwet wordt ingevoerd.  

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De gevolgen van een democratische revolutie (1)
  • Verkiezingen voor het parlement (volksvertegenwoordiging), maar alleen mannen met een goed inkomen kregen kiesrecht
  • Scheiding tussen kerk en staat: de overheid bemoeide zich niet meer met het geloof van de burgers en burgers hoefden geen rekening meer te houden met godsdienstige organisataies. 
  • Constitutionele monarchie: de koning moet zich aan de grondwet houden. 


Zou de koning Lodewijk XVI goed mee aan werken?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gematigd: wilden geen grote veranderingen.
Radicalen: voor grondige veranderingen. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De radicalen...
krijgen een meerderheid in het parlement. 
De Republiek wordt uitgeroepen!

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De koning wordt onthoofd
Eerst veroordeeld door het parlement, later onthoofd. 

De radicalen zijn aan de macht!

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Napoleon wordt dictator
1799-1804
  • Napoleon heeft niet zoveel met de idealen van de Revolutie.
  • Het volk heeft, door zijn overwinningen, alle vertrouwen in Napoleon.
  • Hij nam plotseling de macht (met geweld) = staatsgreep
  • Hij drong het parlement een grondwet aan te nemen, waardoor hij didactor werd. 
  • Er kwam ook een referendum (volksstemming), bijna iedereen stemde voor Napoleon.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Napoleon kroont zichzelf keizer
1804
  • Nu Napoleon de absolute baas is in grote delen van Europa, maakt hij een eind aan de Republiek en kroont hij zichzelf tot keizer.
  • Na 15 jaar revolutie lijkt Frankrijk terug bij af: er is weer één man de baas. 
  • Successen in de oorlog: blije volk en soldaten. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alleenheerser beïnvloed door de verlichting! (1)

Burgerlijke recht: wetten over de verhouding tussen overheid en burgers en tussen burgers onderling, bijv. over het huwelijk. 

  • Iedereen gelijk voor de wet. Voor iedereen dezelfde wetten en straffen. 
Maar...
  • Geen algemeen kiesrecht en vrijheid van meningsuiting. 
  • De ongelijkheid bleef bestaan. 
  • Burgerlijk wetboek= achternamen voor iedereen.
  • Centralisatie ingevoerd, onderwijs verbeterd.
  • geen standenmaatschappij. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alleenheerser beïnvloed door de verlichting! (2)
Scheiding van kerk en staat: als godsdienstige organisaties en de overheid zich niet met elkaar bemoeien. 

Na de Franse Revolutie in veel Europese landen ingevoerd. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heerser van Europa
1792: Frankrijk is in oorlog met Oostenrijk en Pruisen.

Frankrijk had een dienstplicht: mannen moesten de staat dienen in het leger. 

Frankrijk veroverde omringende landen 
zoals België, Nederland en delen van Duitsland en Italië. 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Slag bij Waterloo
1815




  • Napoleon wordt verslagen door o.a. Engeland, Pruisen en de Nederlanden in de Slag bij Waterloo. 
  • Napoleon wordt opnieuw verbannen. Nu voorgoed.
  • De rest van zijn leven zal hij doorbrengen op St. Helena (Atlantische Oceaan)

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Erfenis van Napoleon

  • Burgerlijke stand, bijv. aangifte van geboorte en sterfte 
  • Scheiding tussen kerk en staat

Bijzaken:
  • Invoering van achternamen,  van het metrieke stelsel (meters, kilometers), rechts rijden...

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies