vroege Middeleeuwen

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

middeleeuwen
agrarische samenleving

bijna iedereen werkt in de landbouw, behalve adel en geestelijkheid

zelfvoorziening= autarkie

Slide 4 - Tekstslide

Hofstelsel

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een horige?
A
Iemand die goed kan luisteren
B
Een persoon die baas is over andere boeren
C
Een onvrije boer die werkt op een domein
D
Een vrije boer die alles zelf mag beslissen

Slide 7 - Quizvraag

Waardoor ontstond horigheid?
A
Na de val van het West-Romeinse rijk was Europa onveilig
B
Het waren nakomelingen van Romeinse slaven
C
Het waren mensen die gevangen waren genomen tijdens de oorlogen
D
De kerk had hun land afgepakt

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Leenstelsel in de Middeleeuwen
Manier om het land te besturen. 

Hoge adel krijgt soms zo'n groot gebied
dat ze deze weer uit gaan lenen = achter
leenmannen 

Door vazal (trouwzweren i.r.v. diensten)
krijgen de koningen in de middeleeuwen
een soort van controle terug. 


Slide 10 - Tekstslide

Geestelijken 
Geestelijken zijn mensen die voor de kerk werken. De geestelijkheid heeft verschillende banen. Sommige zijn belangrijker dan anderen (hoog-laag)

Seculiere geestelijken: veel contact
Bijvoorbeeld de paus, de dorpspriester en de missionaris

Reguliere geestelijken: weinig contact
Bijvoorbeeld een monnik of non. 


Slide 11 - Tekstslide

Wie staat er aan het hoofd van de christelijke kerk tijdens de Middeleeuwen?

Slide 12 - Open vraag

Waarom was de invloed van de Kerk zo groot?

  1. Iedereen was lid van de Christelijke kerk
  2. De geestelijkheid was de enige groep die kon lezen en schrijven.
  3. De mensen geloofden dat het leven op aarde een voorbereiding was op het leven in de hemel. De kerk kon helpen om daar te komen.
  4. Koningen hadden geestelijken nodig om te helpen besturen.
  5. De paus kon mensen in de ban doen
  6. De kerk was heel rijk door de belastingen die ze kregen.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

De Middeleeuwse standensamenleving
- Iedereen heeft zijn eigen plek/taak in de samenleving:

> Drie verschillende standen: geestelijkheid, adel en boeren

> Je geboorte bepaalde in welke stand je terechtkwam

> Iemand die in een boerenfamilie was geboren, kon geen adel worden 


Slide 16 - Tekstslide

Wat was een nadeel van het leenstelsel?
A
Hertogen en graven begonnen het gebied als hun eigen bezit te zien.
B
De koning kon niet precies weten wat er overal gebeurde.
C
De eed van trouw was niet betrouwbaar.
D
Het gezag en het gebied van een leenman werd erfelijk.

Slide 17 - Quizvraag

Het leenstelsel is een ... systeem
A
politiek
B
juridisch
C
economisch
D
sociaal

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een standensamenleving?
A
Een samenleving waarin iedereen gelijk is geboren.
B
Een samenleving waarbij mensen bij de geboorte in een groep terecht kwamen.
C
Een samenleving die draaide om het geloof
D
Een samenleving geregeerd door het volk

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Video