Les 9: Algemene afweer

• Biologie
• MBO
• Studiejaar 1

Lesplanning

- Huiswerkbespreking

- 3 Barrières

- Niet specifieke afweer

- Ontstekingsreactie

-Complementsysteem

- Specifieke afweer

Welke cellen horen niet bij de algemene afweer?

1. Lymfocyten
2. Macrofagen
3. Granulocyten

Noem een functie van de milt.

Welke cel ruimt dode en beschadigde cellen op?

1. B-cellen
2. T-cellen
3. Monocyten
4. Lymfocyten

Wat is het verschil tussen:

1. B-cel

2. T-cel 

3. Plasmacel

3 Barrières

1. Niet aangeboren fysieke barrière (huid, slijmvliezen, traanvocht, speeksel)

2. Niet aangeboren cellulaire afweer (macrofagen, granulocyten)

3. Specifieke afweer (T-lymfocyten, B-lymfocyten)

- 1e barrière

- 2e barrière

Complementsysteem

- Na koppeling van een complementeiwit of antilichaam aan een antigeen wordt een waterval aan enzymatische reacties in gang gezet. 

- Leukocyten worden aangetrokken (chemotaxis)

- Doel: celdood van het antigen

T- en B-lymfocyten - 3e barrière

Cellulaire afweer: gericht tegen geïnfecteerde cellen en zieke lichaamseigen cellen

(T-helpercellen, cytotoxische T -cellen, T-geheugen cellen) 

Humorale afweer: vrij in het plasma

(B-cellen, plasmacellen, B-geheugencellen)

Macrofaag

De macrofaag hoort eigenlijk bij de 2e barrière, maar is de link tussen de niet-specifieke en specifieke afweer. 

De macrofaag fagocyteert de ziekteverwekkers en presenteert de eiwitten op het oppervlak van de cel. 

Geheugen

Wanneer de infectie voorbij is blijven geheugencellen achter. 

Deze herkennen de epitoop op het antigen bij een volgende infectie en zetten meteen de afweer in gang. 

Dit gebeurt sneller dan de eerste keer, waardoor je minder ziek wordt. 

Huiswerk 

7 t/m 10 en 12