Taal actief themawoorden 6 week 1

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Evalueren
Interpreteren
Analyseren
Uitleggen welke betekenis iets heeft.
Bekijken hoe iets in elkaar zit.
Bekijken en bespreken wat er gebeurd of gedaan is en daar je mening over geven.

Slide 2 - Sleepvraag

Evalueren/ interpreteren/analyseren
Welk werkwoord past in de volgende zin?

We gaan de organisatie van de Kinderboekenweek...........

Slide 3 - Open vraag

Evalueren/ interpreteren/analyseren
Welk werkwoord past in de volgende zin?

In het laboratorium gaan ze de bloedmonsters .......

Slide 4 - Open vraag

Evalueren/ interpreteren/analyseren
Welk werkwoord past in de volgende zin?

Je moet oppassen dat ze jouw opmerking niet verkeerd.........

Slide 5 - Open vraag

Wat is een recensent?
A
Iemand die een recensie schrijft.
B
Een ander woord voor journalist.
C
Iemand die illustraties maakt.
D
Iemand die altijd alles beter weet.

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent terloops?
A
Heel hard ergens voor weglopen.
B
Voor je plezier lange afstanden lopen.
C
Iets tussen andere dingen door doen of zeggen, zonder aandacht eraan te besteden.
D
Heel veel ergens van hebben.

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent beïnvloeden?
A
Het verschil zien tussen eb en vloed.
B
Vloeistoffen verdunnen.
C
Net doen of je nergens van weet.
D
Invloed op iets of iemand uitoefenen.

Slide 8 - Quizvraag

mondjesmaat
overvloedig
verdunnen

Slide 9 - Sleepvraag

Welk plaatje past het best bij:

Zich iets voor de geest halen?
A
B
C
D

Slide 10 - Tekstslide

Kies A, B, C of D.

Slide 11 - Open vraag

Noteer zoveel mogelijk scheidbare werkwoorden in 1 minuut.
timer
1:00

Slide 12 - Open vraag

Dan of als?

Ik ben groter..... mijn broer.
A
dan
B
als

Slide 13 - Quizvraag

Dan of als?

Mijn moeder kan beter koken ..... mijn vader.
A
dan
B
als

Slide 14 - Quizvraag

Dan of als?

Ik lees hetzelfde boek ...... mijn broer.
A
dan
B
als

Slide 15 - Quizvraag

Dan of als?

Deze diamant is evenveel waard ...... die auto.
A
dan
B
als

Slide 16 - Quizvraag