K1 SS7 revision grammar 6

Welcome Kader 1A
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welcome Kader 1A

Slide 1 - Tekstslide

PTO4 - week 8 - lesson 1
Today's mission:
  • Revision grammar chapter 6: 
  • Comparisons
  • Past Simple 'to be' & 'to have'

Slide 2 - Tekstslide

Comparatives and superlatives
hot
hotter
hottest
Spellingsregels:

3.  Bijvoeglijk naamwoord eindigt op 1 klinker (a, e, i, o, u)
+ 1 medeklinker, medeklinker verdubbelen
big
bigger
biggest

Slide 3 - Tekstslide

Comparatives and superlatives
1.  Bijvoeglijk naamwoord eindigt op een -e,
gebruik dan -r en -st.
large
larger
largest
Spellingsregels:

2.  Bijvoeglijk naamwoord eindigt op medeklinker + y,
gebruik dan -ier en -iest.
happy
happier
happiest

Slide 4 - Tekstslide

Comparatives and superlatives
perfect
beautiful
more perfect
more beautiful
most perfect
most beautiful
Spellingsregels:

4.  Bijvoeglijk naamwoord die uit twee of meer lettergrepen bestaan, daarbij gebruik je more of most.

Slide 5 - Tekstslide

Comparatives and superlatives
naughty
naughtier
naughtiest
Spellingsregels:

5.  Bijvoeglijk naamwoord die uit twee of meer lettergrepen bestaan, daarbij gebruik je more of most.
Let op als een woord eindigt op een -y:

Slide 6 - Tekstslide

Comparatives and superlatives
good/well
bad/ill
little
many/much
better
worse
less
more
best
worst
least
most
6.  Uitzonderingen

Slide 7 - Tekstslide

Past Simple: to be & to have

Je gebruikt de past simple van to be (was/were) en to have (had) om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en ook is afgelopen. 


Slide 8 - Tekstslide

Past Simple: to be & to have



to be
to have
I
was
I
had
you
were
you
had
he/she/it
was
he/she/it
had
we
were
we
had
you
were
you
had
they
were
they
had

Slide 9 - Tekstslide

Past Simple: to be & to have

Om te zeggen dat iets niet zo was, zet je not of n't achter was / were.

I wasn't home at 12 o'clock. 
Her brothers weren't at her birthday party. 

Slide 10 - Tekstslide

Past Simple: to be ontkennend



to be
verkort
I
was not
wasn't 
you
were not
weren't
he/she/it
was not
wasn't
we
were not
weren't
you
were not
weren't
they
were not
weren't

Slide 11 - Tekstslide

Past Simple: to be & to have

Je gebruikt didn't + het hele werkwoord om aan te geven dat iets niet gedaan of gebeurd is. 

We didn't have a look at the animals. 
They didn't have a match last weekend.

Slide 12 - Tekstslide

Past Simple:  to have ontkennend



to have
verkort
I
did not have
didn't have
you
did not have
didn't have
he/she/it
did not have
didn't have
we
did not have
didn't have
you
did not have
didn't have
they
did not have
didn't have

Slide 13 - Tekstslide

Exercise 9a, page 166/167

Slide 14 - Tekstslide

Exercise 9a, page 166/167

Slide 15 - Tekstslide

Exercise 9b, page 167/168

Slide 16 - Tekstslide

Exercise 9b, page 167/168

Slide 17 - Tekstslide

Exercise 9c, page 168

Slide 18 - Tekstslide

Exercise 9c, page 168

Slide 19 - Tekstslide