Zinsontleding
1 / 20
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Hoe vind je de persoonsvorm?
Slide 4 - Open vraag
Wat is de PV in de zin:
Jan haalt een kaas op de markt in Gouda.
Jan haalt een kaas op de markt in Gouda.
Slide 5 - Woordweb
Wat is het gezegde in de zin:
De leraar is tijdens de les niet op komen dagen.
De leraar is tijdens de les niet op komen dagen.
Slide 6 - Woordweb
Slide 7 - Tekstslide
Wat is het onderwerp?
Mevrouw Vaneker legt het onderwerp uit.
Mevrouw Vaneker legt het onderwerp uit.
A
legt
B
Mevrouw Vaneker
C
uit
D
het onderwerp
Slide 8 - Quizvraag
Wat is het ow uit onderstaande zin?
De jongens gooiden sneeuwballen tegen de ramen.
De jongens gooiden sneeuwballen tegen de ramen.
Slide 9 - Open vraag
Onze kat had een muis gevangen.
Wat is het onderwerp in deze zin?
Wat is het onderwerp in deze zin?
A
onze kat
B
had
C
een muis
D
had gevangen
Slide 10 - Quizvraag
De tamme grasparkiet vliegt door de kamer.
Het onderwerp is:
Het onderwerp is:
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Wat is de eerste stap van zinsontleding?
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Welke zin is goed in zinsdelen opgedeeld?
A
De leerlingen /hebben gisteren/ een kahoot /gemaakt
B
De leerlingen/ hebben /gisteren een kahoot /gemaakt
C
De leerlingen/ hebben/ gisteren/ een kahoot /gemaakt
D
De/ leerlingen/ hebben /gisteren/ een / kahoot/ gemaakt
Slide 17 - Quizvraag
Ontleed de volgende zin: Aan het einde van de les kan iedereen zinnen ontleden!
Slide 18 - Open vraag
Slide 19 - Tekstslide
Wat heb je geleerd?
