H3 Grammatica H30 Redekundig ontleden en samengestelde zinnen

Nederlands

Nederlands
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands

Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. Dagopening
  2. Lezen
  3. Grammatica zinsdelen
  4. Samengestelde zinnen

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel

  • Je weet hoe je zinsdelen moet benoemen.

Slide 3 - Tekstslide

Zinsdelen

Slide 4 - Tekstslide

Redekundig ontleden
Herhaling Grammatica zinsdelen
Samengestelde zinnen

Slide 5 - Tekstslide

Welke zinsdelen ken je?
Noteer de afkortingen

Slide 6 - Woordweb

Zet de stappen van de zinsontleding in de juiste volgorde.
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6
Stap 7
Zinsdelen strepen zetten.
Persoonsvorm zoeken.
Gezegde bepalen.
Onderwerp zoeken.
Lijdend voorwerp zoeken.
Meewerkend voorwerp zoeken.
Bijwoordelijke bepaling(en) benoemen.

Slide 7 - Sleepvraag

Benoem de zinsdelen
Pv
Ow
Lv
Mv
Hij
mailt
zijn collega
de documenten.

Slide 8 - Sleepvraag

Benoem de zinsdelen in de volgende zin. Ik heb de zinsdelen vast gemaakt: Mijn ouders hebben een huis gekocht.
Persoonsvorm
Gezegde
Onderwerp
Mijn ouders
hebben
een huis
gekocht.

Slide 9 - Sleepvraag

Benoem de zinsdelen
PV =
Gz = 
OW = 
LV = 
Heeft
Karel Appel
dat schilderij
gemaakt?

Slide 10 - Sleepvraag

Benoem de zinsdelen
PV =
Gz = 
OW = 
LV = 
De kip 
heeft
een mooi ei
gelegd.

Slide 11 - Sleepvraag

Niemand heeft mij iets gevraagd. 
Benoem het zinsdeel 'iets'
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Onderwerp (ow)
werkwoordelijk gezegde (wg)
lijdend voorwerp
(lv)
meewerkend voorwerp (mv)
bijwoordelijke
bepaling (bwb)

Slide 12 - Sleepvraag

Benoem de zinsdelen in de volgende zin. Ik heb de zinsdelen vast gemaakt: In de lente beginnen alle tulpen weer te bloeien.
Persoonsvorm
Gezegde
Onderwerp
In de lente
beginnen
alle tulpen
weer
te bloeien.

Slide 13 - Sleepvraag

Benoem de zinsdelen
PV =
Gz = 
OW = 
LV = 
Overig
Waarom
doen
jullie
je werk
niet?

Slide 14 - Sleepvraag

T

Slide 15 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
Twee of meer zinnen aan elkaar geplakt. Samengestelde zinnen kun je herkennen aan een voegwoord. In samengestelde zinnen zit meer dan één  persoonsvorm en soms ook meerdere onderwerpen.

Marie heeft gisteren haar wiskundetoets niet gemaakt, omdat ze ziek was.

Slide 16 - Tekstslide

HOOFDZIN + HOOFDZIN

Twee hoofdzinnen kun je aan elkaar verbinden met een nevenschikkend voegwoord.

Dit zijn: en, of, maar, want, dus.
HOOFDZIN + BIJZIN

Een hoofd- en een bijzin kun je aan elkaar verbinden met een onderschikkend voegwoord.

Er zijn veel onderschikkende voegwoorden, zoals: omdat, zodat, doordat, als, dan, hoewel, tenzij, terwijl, toen, of.

Slide 17 - Tekstslide

In een samengestelde zin
A
staat één pv
B
staat meer dan één pv

Slide 18 - Quizvraag

Een samengestelde zin kan je herkennen aan:
A
Dat er meer dan 1 persoonsvorm in staat
B
Dat er meer dan 1 onderwerp in staat
C
Dat de zinnen vaak heel lang zijn

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een samengestelde zin?
A
Ik wil nog blijven, maar het mag niet van mijn moeder.
B
Ik wil graag naar huis toe lopen.
C
Wij gaan op de fiets naar school of ik rij met mijn moeder mee.
D
De school heeft door corona veel lesuitval.

Slide 20 - Quizvraag

Aan het werk
Bij opdr 2 en 3 schrijf je de hele zin op, onderstreept de pv en benoem je alle zinsdelen. Zet de afkorting van de zinsdelen boven de zin in hoofdletters.
Maken opdr 2 zin a en c
Maken opdr 3 zin b en f
Maken opdr 8

Slide 21 - Tekstslide