1.2 Onderzoeken

1.2 Onderzoeken
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

1.2 Onderzoeken

Slide 1 - Tekstslide

Programma
-Formatieve check
10 min
-Oefeningen nakijken
10 min
-Onderzoek doen
10 min
-Waarnemen en meten
20 min
-Oefenen
30 min

Slide 2 - Tekstslide

Formatieve check
Klik op de link om naar een nieuwe les te gaan, hierbij kan je zelf feedback geven op je leerdoelen:
Checks voor 1.2 Onderzoeken

De laatste slide sla je voor nu over, deze is voor het einde van de les!

Slide 3 - Tekstslide

Oefeningen nakijken
Ik loop langs om te controleren of je je spullen bij je hebt en of de oefeningen gemaakt zijn.

De antwoorden staan in het eerste tabblad van de Studiewijzer in Magister.
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je kunt uitleggen wat de wetenschappelijke methode is.
  • Je kunt uitleggen hoe je veilig kunt waarnemen bij een onderzoek.
  • Je kunt beschrijven wat een grootheid en wat een eenheid is.
  • Je kunt uitleggen wat een indicator is.

Slide 5 - Tekstslide

Onderzoek doen
Bij natuur- en scheikunde doe je soms onderzoek om een antwoord te krijgen op een onderzoeksvraag. Bij een onderzoek is het altijd belangrijk om de volgende stappen te volgen:
  • Begin altijd met een onderzoeksvraag. In deze vraag staat wat je wilt gaan ontdekken/onderzoeken.

  • Vreemd genoeg bedenken we bij natuur- en scheikunde alvast een voorlopig antwoord op onze vraag. Dit antwoord noemen we een hypothese. Een hypothese hoeft niet al het goede antwoord te zijn.

  • Vervolgens gaan wij een experiment bedenken en opschrijven. de uitkomst van ons experiment moet antwoord geven op onze onderzoeksvraag. Bij dit experiment moet je neerzetten welke materialen je allemaal gebruikt en je beschrijft stap voor stap hoe je het experiment uitvoert.

  • We voeren het experiment uit en noteren onze meetresultaten netjes in een tabel of grafiek.

  • Nu je met je experiment een antwoord hebt op je onderzoeksvraag, ga je een conclusie schrijven. In een conclusie noteer je het eindantwoord en geef je aan waarom je hypothese juist of onjuist was.

  • Tenslotte schrijf je een discussie. Hierin zet je neer wat voor problemen je bent tegengekomen tijdens je onderzoek.











Slide 6 - Tekstslide

Zet het juiste voorbeeld bij de juiste onderzoekstap.
1. Onderzoeksvraag
2. Hypothese
3. Uitvoering experiment
4. Meetresultaten
5. Conclusie
6. Discussie
Welke temperatuur heeft kokend water?
De hypothese was onjuist want water kookt bij 100℃ en niet bij 20℃.
Materialen: gasfornuis, pan, water, thermometer.
Beschrijving: Eerst wordt de pan met water gevuld, dan gaat het gasfornuis aan met de pan erop. De thermometer gaat in het water. Dan wordt gemeten hoe warm het water is.
Het vermoeden is dat water bij 20℃ gaat koken.
Tijdens het experiment was de thermometer al in het water gegaan voordat het begon te koken, gelukkig heeft dit geen effect gehad op het eindresultaat.
Temperatuur bij kokend water = 100℃

Slide 7 - Sleepvraag

Waarnemen en meten
Om een antwoord te kunnen krijgen op je onderzoeksvraag moet je altijd iets waarnemen en/of meten.
Soms heb je ook hulp nodig uit je boek of van internet voor bepaalde informatie.

Slide 8 - Tekstslide

Waarnemen
Iets waarnemen tijdens je onderzoek doe je met je zintuigen.

Slide 9 - Tekstslide

Meten
Iets meten tijdens een onderzoek doe je met een meetinstrument.

Slide 10 - Tekstslide

Grootheden en eenheden
Tijdens het meten ben je een grootheid aan het meten en geef je een antwoord in een eenheid.
Grootheid = een eigenschap die je kan meten.
  • Massa: kan je meten met een weegschaal.
  • Temperatuur: kan je meten met een thermometer.
  • Lengte: kan je meten met een liniaal.

Eenheid = de maat waarin je een grootheid meet.
  • De eenheid van massa is in kilogram (kg).
  • De eenheid van temperatuur is graden Celsius (°C).
  • De eenheid van lengte is meters (m).


Slide 11 - Tekstslide

Eenheden
Eenheden kunnen per grootheid verschillen.
  • Massa heeft niet alleen kilogram (kg), maar ook gram (g) en milligram (mg).

  • Tijd kan je meten in seconden (s), minuten (m), uren (h), dagen, etc.

  • Volume wordt vaak gemeten in liters (L) of in kubieke centimeter (cm3).

Achterin je boek staan vaardigheden. In vaardigheid 2 staat nog een keer uitgelegd wat grootheden en eenheden zijn.

Slide 12 - Tekstslide

Snelheid is een grootheid. Hoe kan je de snelheid van iets waarnemen/meten/berekenen?
A
Snelheidsmeter
B
De afgelegde afstand delen door de tijdsduur
C
Door goed te kijken en in te schatten
D
Door de snelheid te voelen van een voorwerp.

Slide 13 - Quizvraag

Welke eenheid of eenheden hoort bij snelheid?
A
meter per seconde (m/s)
B
uren per kilometer (h/km)
C
kilometer per uur (km/h)
D
kilowatturen (kWh)

Slide 14 - Quizvraag

Karel heeft volgens zijn weegschaal een massa van 64 kilogram. Wat is hier de grootheid, eenheid, meetinstrument en meetwaarde?

Slide 15 - Open vraag

Indicatoren
Bij sommige onderzoeken is het alleen maar van belang dat je aantoont of een stof wel of niet aanwezig is.
Dit wordt gedaan door een extra stof toe te voegen, een indicator.
De indicator verandert van kleur onder invloed van die andere stof.

Jodium, een bruingele vloeistof, verandert bijvoorbeeld in een zwarte kleur als het zetmeel aanraakt.

Slide 16 - Tekstslide

Oefeningen
Ga aan de slag met de volgende oefeningen:

Hoofdstuk 1 Paragraaf 2:
1 t/m 10

Slide 17 - Tekstslide

Formatieve check
Klik op de link om naar een nieuwe les te gaan, hierbij kan je zelf feedback geven op je leerdoelen:
Checks voor 1.2 Onderzoeken

De laatste slide sla je voor nu over, deze is voor het einde van de les!

Slide 18 - Tekstslide