Vooroordelen en stereotypes

WELKOM!
Ga naar  LessonUp.com en vul de code linksonder in. 
Gebruik je eigen naam!!!

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

WELKOM!
Ga naar  LessonUp.com en vul de code linksonder in. 
Gebruik je eigen naam!!!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen: 
  • Leerlingen kunnen aangeven wat vooroordelen zijn en daar voorbeelden van noemen.
  • Leerlingen kunnen uitleggen wat het verschil is tussen een feit en een mening.
  • Leerlingen kunnen beschrijven welke vooroordelen zij zelf hebben.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vooroordelen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat dacht je toen je meneer Bakker voor het eerst zag?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Grappig om te weten is dat wij dat gevoel over iemand al vrij snel gevormd hebben. Verwijzen naar onderzoek: vraag naar kenmerk en hoe zeker je bent van je zaak.

Slide 6 - Tekstslide

Daar uit blijkt dat mensen in een tiende seconde al weten wat ze van iemand vinden. Dat oordeel verandert niet, maar mensen worden naar verloop van tijd wel steeds zekerder van hun overtuiging. 
Welke vooroordelen zijn er over jullie?

Slide 7 - Woordweb

Vandaag gaan we het hebben over vooroordelen en stereotypes. Wat zijn eigenlijk de vooroordelen die jullie als jongeren ervaren over jullie? Deze mag je invullen. 
Schrijf degene die jou het meest aanspreekt op je blaadje.
Vooroordeel
"Een oordeel over iets of iemand zonder dat je die persoon of zaak kent."

Slide 8 - Tekstslide

Er is een verschil tussen stereotypen en vooroordelen. 
Zie definities op het bord.
Een stereotype is meer een overtuiging die je hebt over een bepaalde groep mensen. Jij gelooft dat deze mensen zo zijn.
Bij een vooroordeel gaat het over het gevoel wat een groep mensen of iemand bij je oproept. Voorbeeld: Alle Duitsers hebben een bierbuik


Slide 9 - Tekstslide

Er is een verschil tussen stereotypen en vooroordelen. 
Zie definities op het bord.
Een stereotype is meer een overtuiging die je hebt over een bepaalde groep mensen. Jij gelooft dat deze mensen zo zijn.
Bij een vooroordeel gaat het over het gevoel wat een groep mensen of iemand bij je oproept. Voorbeeld: Alle Duitsers hebben een bierbuik


Opdrachten
timer
0:30
30 seconde
Alleen 
Uitkomst: 
Delen met de klas
Klaar?:
Wacht rustig af
Opdracht:
Ga aan de slag met opdracht 1a op blz. 69 in je boek. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Sleepvraag

Als we kijken naar deze foto, wat denken jullie. Welke hobby heeft deze persoon?
4 op de 10
1  op de 1000
Op basis van logica:

Slide 12 - Tekstslide

Het is gek dat mensen denken dat deze persoon schaakt, alleen op basis van zijn uiterlijk. We kennen de persoon niet. Het enige wat we wellicht weten is dat meer mensen voetballen dan schaken, waarom zou deze jongen dan op schaken zitten volgens ons. Statistisch gezien is het logischer dat hij op voetbal zit. 
Zijn stereotypes en vooroordelen dan fout?
Ja
Nee!

Slide 13 - Poll

Zijn vooroordelen en stereotypes dan altijd fout?
JA, dat is fout!
Discriminatie: 
Onterecht verschil maken in de behandeling van mensen

Slide 14 - Tekstslide

Ja, want ze zorgen ervoor dat wij mensen anders gaan benaderen. Vaak ten onrechte! Dit noemen we ook wel discriminatie. 
Wat als er geen vooroordelen bestaan?

Slide 15 - Tekstslide

Stel dat er nu helemaal geen stereotypes zijn. Je moet door een smal straatje, een steegje zou je kunnen zeggen, en deze man staat daar? Zou je er doorheen gaan?
Zou jij doorlopen?
Ja!
Nee!

Slide 16 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Nee, dat is niet fout!
  • We beschermen onszelf.
  • We begrijpen de wereld beter en makkelijker door mensen in hokjes te plaatsen.

Slide 17 - Tekstslide

Waarschijnlijk zullen de meeste niet gaan. Dit laat dus zien dat vooroordelen ook functioneel zijn. Ze beschermen onszelf door bijv. mensen uit de weg te gaan, maar door te categoriseren begrijpen we de wereld ook beter en makkelijker. 

Voorbeeld: als je het gemiddelde salaris van mannen en vrouwen vergelijkt is dat makkelijker dan wanneer je alle salarissen apart gaan vergelijken. 

Dit noemen we ook wel sociale categorisatie. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk beroep heeft deze man?

Slide 19 - Open vraag

Welk beroep heeft deze man? 
DE CONTEXT IS BELANGRIJK!

Slide 20 - Tekstslide

Ook de context waarin je kijkt naar iemand of iets heeft invloed op de ontwikkeling van een vooroordeel. 
Veranderen van vooroordelen
  • Selectieve waarneming: iemand ziet alleen wat hij of zij wil zien.

Slide 21 - Tekstslide

Het is lastig om onze stereotype te veranderen. Om onze stereotypen stand te laten houden doen we 2 dingen. In de eerste plaats proberen we constant naar bewijs te zoeken wat onze stereotype bevestigd. Bewijs wat onze stereotype tegenspreekt, negeren we en hebben we geen aandacht voor.
Opdrachten
timer
7:00
10 minuten
Twee- of drietallen
Uitkomst: 
Bespreken (met het rad)
Klaar?:
Vraag de docent
Opdracht:
Ga aan de slag met opdracht 2 (kern) op blz. 69.  

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feit

"Iets dat waar is!"
Vooroordeel: 

"Een mening of oordeel dat je hebt, zonder kennis over een persoon of groep te hebben."


Oplossing: iemand beter leren kennen!

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feit of vooroordeel: "Belgen zijn dom!"
A
Feit
B
Vooroordeel

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Feit of vooroordeel: "Dikke mensen eten te veel mini-snacks"
A
Feit
B
Vooroordeel

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Feit of vooroordeel: "Meneer Bakker is gek op mini-snacks"
A
Feit
B
Vooroordeel

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Feit of vooroordeel: "Slimme mensen zijn saai"
A
Feit
B
Vooroordeel

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Feit of vooroordeel: "Mevrouw van Wijk houdt van wiskunde"
A
Feit
B
Vooroordeel

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen: 
  • Leerlingen kunnen aangeven wat vooroordelen zijn en daar voorbeelden van noemen.
  • Leerlingen kunnen uitleggen wat het verschil is tussen een feit en een mening.
  • Leerlingen kunnen beschrijven welke vooroordelen zij zelf hebben.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies