Lesson 2: Writing + Future

Welcome
Put your phone in the phonebag.
Sit down.
Grab your notebook

Thursday the 15th of September
- Uitleg Future Will/shall
- A bit of listening
- Writing/Reading
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welcome
Put your phone in the phonebag.
Sit down.
Grab your notebook

Thursday the 15th of September
- Uitleg Future Will/shall
- A bit of listening
- Writing/Reading

Slide 1 - Tekstslide

At the end of this class you...
... will know how to use the future will/shall correctly
... can answer questions in full English sentences.
... will have learnt new vocabulary

Slide 2 - Tekstslide

What do you remember?
About the future tense will/shall?
When do we use it?
How do we use it?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Future Will/Shall
Gebruik: dingen die in de toekomst gaan gebeuren of spontaan besloten worden zonder dat het gepland of vastgelegd is. 

Formule: will/shall + hele werkwoord

Let op! 
Bij I en We vragend moet je shall/shan't gebruiken
Bij I en We bevestigend/ontkennend mag je shall /shan't gebruiken



Slide 5 - Tekstslide

Future Will/Shall









Overgenomen? Dan mag je aan de slag met opdr. 12, 13, 14, 15 & 17.
+ (Bevestigend)
- (Ontkennend)
? (Vragend)
I will (shall) start tomorrow
I won't (shan't) start tomorrow
Shall I start tomorrow?
He/she/it will  start tomorrow.
He/she/it won't start tomorrow.
Will he/she/it start tomorrow?
We will (shall) start 
tomorrow
We won't (shan't) start tomorrow.
Shall we start tomorrow?
You/they will start tomorrow.
You/they won't start tomorrow
Will you/they start tomorrow?

Slide 6 - Tekstslide

Oefening Future
Fill in
I / wash

.... the car
... the car
... the car?

Slide 7 - Tekstslide

Oefening Future
Fill in
you/call

.... Rose.
... Rose.
... Rose?

Slide 8 - Tekstslide

Oefening Future
Fill in
We/go

.... for a walk.
... for a walk.
... for a walk?

Slide 9 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden 
my (mijn) - mine (de mijne/die van mij) - of mine (van mij)
It is my book.        
It is your book.
It is his book.
It is her book.
It is its book.
It is our book.
It is your book.
It is their book
→ na het bezittelijk voorn. woord komt een zelfstandig naamwoord Het bezit. voornaamwoord heeft hier de functie van bijvoeglijk naamwoord


 The book is mine.
The book is yours.
The book is his.
The book is hers.
The book -------
The book is ours.
The book is yours.
The book is theirs.
→ het bezittelijkvoorn woord wordt zelfstandig gebruikt. Er staat geen ander woord achter.

Slide 10 - Tekstslide

... of mine? (van mij)
Ik heb meerdere vrienden , dan zeg ik : It is a friend of mine.
Of hij heeft meerdere auto’s It is a car of his.

Dus als ik zeg :
Bob is my friend. is dat bijna hetzelfde als Bob is a friend of mine. Alleen uit de laatste zin kan ik opmaken dat ik meer vrienden heb.


Slide 11 - Tekstslide

Lesson 2: Writing
Where? page 19
What? Do exercise 12 t/m 15 + 17
How? In pairs
Help? Ask the teacher
Finished? 
- Study Vocabulary 1.2 & 1.3 (EN-NL & NL-EN)
- Read Everything, Everything to page 60

timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Next classes A2Y
Monday the 19th of September
Maak af opdr. 12 t/m 17*
Study vocabulary 1.3 EN-NL & NL-EN on p. 180

Thursday the 22nd of September
Read Everything Everything up to page 59.
Bring the book to class.

Friday the 23rd of September
Maak af opdr. 21 t/m26 op p.28 -26

Slide 13 - Tekstslide