Ruilen over tijd hoofdstuk 2

Welkom!
  • Telefoon in de telefoontas
  • Zoek een zitplekje
  • Plenda, lesbrief en pen, potlood rekenmachine en geodriehoek op tafel
  • Laat het lokaal netjes achter! (Geen rommel/papiertjes, stoel aanschuiven)
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom!
  • Telefoon in de telefoontas
  • Zoek een zitplekje
  • Plenda, lesbrief en pen, potlood rekenmachine en geodriehoek op tafel
  • Laat het lokaal netjes achter! (Geen rommel/papiertjes, stoel aanschuiven)

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
  • Nieuw huiswerk in Plenda (studiewijzer)
  • Kijk serieus en kritisch na!
  • Verbeter en vul aan! (niet alleen goed of fout)
  • Snap je het antwoord niet (helemaal)? Stel een vraag! 

Slide 2 - Tekstslide

Ruilen over tijd
Intertemporele substitutie

Slide 3 - Tekstslide

Kiezen
  • Economie = kiezen'
  • Persoonlijke keuzes:

Consumptie (kopen), sparen, pensioen, baan, investeringen, huis, trouwen, kinderen

Slide 4 - Tekstslide

Marsmallow test
  • Experiment Stanford 1972
  • 'Uitgestelde beloning'
  • 1 spekje
  • 15 minuten wachten => 2 spekjes

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Marsmallow test
  • Algemene prijs van tijd (2e spekje)
  • Individuele prijs van tijd (kinderen)
  • Zou het uitmaken als je 3 spekjes kreeg?
  • Succes van 'wachters'
  • Wat was hier de 'rente' op spekjes?

Slide 7 - Tekstslide

Intertemporele substitutie
  • Inter = Tussen
  • Temporele = Tijd
  • Substitutie = Ruilen

=> 'Ruilen over de tijd'

Slide 8 - Tekstslide

Intertemporele substitutie
  • Verschuiven van consumptie in de tijd
=> nu een spekje of later?
=> nu een televisie kopen of later?
=> nu consumeren of sparen voor later (pensioen)?
=> nu werken en geld verdienen of studeren en later meer verdienen?

Slide 9 - Tekstslide

Individuele prijs van tijd vs. Algemene prijs van tijd
  • Algemene prijs van tijd = rente
  • Individuele prijs van tijd = hoeveel is het mij waard om consumptie niet te hoeven uitstellen.
  • Sparen is aantrekkelijk als de algemene prijs van tijd hoger is dan de individuele prijs van tijd (lage tijdvoorkeur=goed kunnen wachten)
  • Lenen is aantrekkelijk als de individuele prijs van tijd hoger is dan de algemene prijs van tijd (hoge tijdvoorkeur = slecht kunnen wachten)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Consumeren & Sparen (1)
  • Consumeren = kopen (bij economie)
  • Al je geld dat niet opgaat aan consumptie is sparen
  • Verantwoord met geld omgaan is iets dat je moet leren!
  • NIBUD 
  • https://www.nibud.nl/dossiers/jongeren-en-hun-geld/

Slide 12 - Tekstslide

Consumeren & Sparen (2)
  • Sparen = consumptie van nu verplaatsen naar de toekomst
  • Lenen = consumptie van de toekomst verplaatsen naar nu
  • Prijs van dit verschuiven = rente => algemene prijs van tijd
  • Ieder individu vergelijkt de rente met zijn eigen tijdsvoorkeuren en tijdskosten (individuele prijs van tijd)

  • Economie heeft geen waardeoordeel over voorkeuren (maar je ouders misschien wel!)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Vermogen en inkomen (2)
  • Vermogen is voorraadgrootheid op een bepaald moment 
  • Voorraadkast => hoeveel zakken chips liggen er nu in de kast?
  • Inkomen is een stroomgrootheid over een bepaalde periode
  • Voorraadkast => hoeveel zakken chips zijn er deze week gekocht?

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht levensloop

Slide 18 - Tekstslide

Financiële levensloop
  • Deels voorspelbaar verloop (jeugd, volwassenheid, ouderdom)
  • Maar => nog steeds afhankelijk van keuzes en omstandigheden

  • Maak een tekening van de loonontwikkeling die je van jezelf verwacht door de tijd heen
  • Maak een tekening van de vermogensontwikkeling die je van jezelf verwacht door de tijd heen

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Intertemporele substitutie in je levensloop
Studeren: nu geen inkomen en dus minder consumeren en later meer verdiencapaciteit waardoor consumptie hoger kan zijn.
Studieschuld / sociaal leenstelsel: Nu meer consumptie en betalen voor studie later minder consumeren door aflossing en rente.
Pensioen: Nu minder inkomen doordat er pensioenpremie betaald moet worden later meer doordat er pensioenuitkering wordt ontvangen.

Slide 22 - Tekstslide