Ruilen over tijd hoofdstuk 2 (deel 1)

Ruilen over tijd
Intertemporele substitutie
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Ruilen over tijd
Intertemporele substitutie

Slide 1 - Tekstslide

Intertemporele substitutie
  • Verschuiven van consumptie in de tijd
  • Afhankelijk van de algemene prijs van tijd en de individuele prijs van tijd.

Slide 2 - Tekstslide

Vraag naar geld
aanbod van geld
Bedrijf geeft aandelen uit
Consument koopt een huis
Beleggen in crypto
Bank
Institutionele beleggingsfondsen
Bedrijf gaat uitbreiden

Slide 3 - Sleepvraag

Nu 100 euro of over een maand 101 euro?
A
nu 100 euro
B
over een maand 101 euro

Slide 4 - Quizvraag

Nu 100 euro of over een maand 102 euro?

Slide 5 - Poll

Slide 6 - Video

Sparen en Lenen
  • Sparen is het uitstellen van consumptie waarbij je nu minder kunt consumeren MAAR door de ontvangen rente in de toekomst meer kunt consumeren.

  • Lenen is het vervroegen van consumptie (je haalt consumptie naar voren) waardoor je nu meer kunt consumeren, MAAR in de toekomst minder kunt consumeren doordat je rente moet betalen.

Slide 7 - Tekstslide

Individuele prijs van tijd vs. Algemene prijs van tijd
  • Algemene prijs van tijd = rente
  • Individuele prijs van tijd = hoeveel is het mij waard om consumptie niet te hoeven uitstellen.

  • Sparen is aantrekkelijk als de algemene prijs van tijd hoger is dan de individuele prijs van tijd.
  • Lenen is aantrekkelijk als de individuele prijs van tijd hoger is dan de algemene prijs van tijd.

Slide 8 - Tekstslide

Je koopt nu een frikandelbroodje voor € 0,80. Jouw betalingsbereidheid is € 1.
Wat is jouw consumentensurplus?

Slide 9 - Open vraag

Wat is het consumentensurplus dan? Omschrijf in eigen woorden

Slide 10 - Open vraag

Voorbeeld
Stel, je bent aan het sparen voor een scooter. Je hebt echter zin in een hamburgermenu. Dit kost € 5,-. Je betalings-bereidheid is echter hoger, zeg € 6,-. De rente die je op je spaarrekening krijgt is 5%.
Geld lenen voor de hamburger kost je: ..................................
Het levert je op: ......................................................................
Neem je dus de hamburger? ..................................................

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld
Stel, je bent aan het sparen voor een scooter. Je hebt echter zin in een hamburgermenu. Dit kost € 5,-. Je betalings-bereidheid is echter hoger, zeg € 6,-. De rente die je op je spaarrekening krijgt is 5%.
Geld lenen voor de hamburger kost je: 5% van € 5 = € 0,25 
Het levert je op: CS = € 6 – € 5,25 = € 0,75
Neem je dus de hamburger? Ja

Slide 12 - Tekstslide

Je vriend staat rood. 
Als hij een hamburger eet, moet hij dus € 5,- lenen; dat kost 10% rente. 
Hij heeft een betalingsbereidheid van € 5,30 voor de hamburger.

Geld lenen voor de hamburger kost hem: ................................
Het levert hem op: ....................................................................
Neemt hij dus de hamburger? ..................................................

Slide 13 - Tekstslide

Je vriend staat rood. 
Als hij een hamburger eet, moet hij dus € 5,- lenen; dat kost 10% rente. 
Hij heeft een betalingsbereidheid van € 5,30 voor de hamburger.

Geld lenen voor de hamburger kost hem: 10% van € 5 = €0,50
De hamburger kost hem in totaal: € 5 + € 0,50 = € 5,50
  
Het levert hem op: CS = € 5,30 – € 5,50 = - € 0,20
Neemt hij dus de hamburger? Nee

Slide 14 - Tekstslide

2

Slide 15 - Video

00:59
'De waarde van ons geld verdampt over de tijd'. Welk economisch begrip hoort hierbij?

Slide 16 - Open vraag

04:30
Vat deze video kort samen. Gebruik hierbij de economische begrippen:
Algemene prijs van tijd (prijsstijging Bitcoin), individuele prijs van tijd, consumptiegedrag

Slide 17 - Open vraag

1. Vertel over jouw levensplanenn voor de komende 40 jaar (4 blokken van 10 jaar)
2. Geef voor elke levensfase voorbeelden van het vervroegen van consumptie (en de reden daarvoor) of het uitstellen van consumptie (en de reden daarvoor
3. Gebruik in je stuk de begrippen uit de eerste twee paragrafen (begrippenlijst)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Lenen vs. sparen
Mensen sparen als wat het oplevert meer is dan wat ze ervoor moeten opgeven. M.a.w. als de algemene prijs van tijd ................................ is dan hun individuele prijs van tijd. 
Dat kan voor iedereen verschillend zijn. 
Mensen lenen als hun individuele prijs van tijd ...................... is dan de algemene prijs van tijd.

Slide 20 - Tekstslide

Lenen vs. sparen
Mensen sparen als wat het oplevert meer is dan wat ze ervoor moeten opgeven. M.a.w. als de algemene prijs van tijd groter is dan hun individuele prijs van tijd. 
Dat kan voor iedereen verschillend zijn. 
Mensen lenen als hun individuele prijs van tijd hoger is dan de algemene prijs van tijd.

Slide 21 - Tekstslide

Intertemporele substitutie is ook:
  • Procrastinatie
  • Studeren
  • Investeren
  • Overheidsschuld
  • Pensioensparen

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Intertemporele substitutie in je levensloop
Studeren: nu geen inkomen en dus minder consumeren en later meer verdiencapaciteit waardoor consumptie hoger kan zijn.
Studieschuld / sociaal leenstelsel: Nu meer consumptie en betalen voor studie later minder consumeren door aflossing en rente.
Pensioen: Nu minder inkomen doordat er pensioenpremie betaald moet worden later meer doordat er pensioenuitkering wordt ontvangen.

Slide 24 - Tekstslide

Paragraaf 1.2 
Opdracht 3 t/m 11

Slide 25 - Tekstslide