oefenen met het werkwoord in de tegenwoordige tijd
Slide 2 - Tekstslide
Ik snap het niet!
Slide 3 - Tekstslide
timer
20:00
Slide 4 - Tekstslide
Maak de oefeningen
Als je klaar bent lever je
je blaadje in bij de juf.
Je krijgt dan een andere
opdracht.
timer
20:00
Slide 5 - Tekstslide
Opdracht 5
a : snap, alles, dat
aa : straat, praat, taalles, maar
e : er, mensen, iedereen, snel, ben, alles, taalles, heb
ee : veel, iedereen, heel
i : ik, stil
Slide 6 - Tekstslide
Opdracht 7 & 8
1. Er lopen veel mensen op straat.
2. Iedereen praat heel snel.
1. Ik praat niet veel.
2. Op taalles snap ik alles, maar op straat niet.
Ik snap alles op taalles, maar op straat niet.
Begin van de zin ; hoofdletter
Eind van de zin ; punt
Slide 7 - Tekstslide
Opdracht 9
snap :
praat :
niet :
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Het werkwoord
In een zin staat altijd een werkwoord (doe-woord).
Het werkwoord wordt 'vervoegd' (de stam krijgt een uitgang)
- enkelvoud: ik - jij - hij /zij (de man - de vrouw - het kind ....)
- meervoud: wij - jullie - zij (de mensen - de tafels ...)
Slide 10 - Tekstslide
De stam krijgt een uitgang
Enkelvoud
ik
jij, hij, zij
stam
stam
+ t
Meervoud
wij, jullie, zij
stam
+ en
= het hele werkwoord
Slide 11 - Tekstslide
Bijvoorbeeld
De man wandelt door het bos.
Zij denkt aan haar moeder.
Het kind tekent een huis.
Ik poets mijn tanden.
Slide 12 - Tekstslide
Werkwoorden: korte klank
Bij een korte klank verandert de stam
pakken pak- ik pak, jij pakt, hij pakt
leggen leg- ik leg, jij legt, zij legt
Na een korte klank, schrijf je in de stam maar 1 medeklinker.
Slide 13 - Tekstslide
Let op: korte klank
zeggen
plakken
tellen
knippen
liggen
zitten
Schrijf in je schrift:
de ik-vorm
de jij-vorm
de hij/zij-vorm
Slide 14 - Tekstslide
Werkwoorden: lange klank
Bij een lange klank verandert de stam ook.
horen hoor- ik hoor, jij hoort, zij hoort
Omdat de klank lang is, schrijf je 2 klinkers
Slide 15 - Tekstslide
Let op: lange klank
leren
lopen
praten
heten
maken
Schrijf in je schrift:
de stam
de ik-vorm
de jij-vorm
de hij/zij-vorm
Slide 16 - Tekstslide
Wat heb je geleerd?
je kunt werkwoorden met
korte en lange klanken
vervoegen in de
tegenwoordige tijd
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
volgende les
werkwoorden met z en v
lezen schrijven
Slide 19 - Tekstslide
Ik kan
de voorzetsels
na, bij, achter, voor, boven en onder
gebruiken
Slide 20 - Tekstslide
nt2taalmenu.nl
Slide 21 - Link
Gezin en familie
Slide 22 - Tekstslide
nt2taalmenu.nl
Slide 23 - Link
Werkwoorden
Slide 24 - Tekstslide
www.spellingoefenen.nl
Slide 25 - Link
Mijn familie
Slide 26 - Tekstslide
Mijn stamboom
Mijn moeder heet ...
Ik heb ... broer(s).
Ik heb ... zus(sen).
Mijn ouders wonen in ...
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Het woord
- - - - - - - - - - - - -
Slide 29 - Tekstslide
Wat is je telefoonnummer?
Slide 30 - Tekstslide
Maak de oefeningen
Bladzijde 122 - 125
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Tekst met leestekens
Mijn naam is Stella en ik ben zestien jaar oud.Ik woon samen met mijn ouders en broer in Rotterdam.Mijn vader heet Jan en is veertig jaar oud.Mijn moeder heet Estelle en is achtendertig jaar oud.Zij zijn samen al meer dan tien jaar getrouwd.