Herhaling H7 & H8

Herhalingsles H7 & H8
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhalingsles H7 & H8

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 7
  • Import & export
  • Betalingsbalans
  • Open en gesloten economie
  • Handel en wisselkoers
  • Europa

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Import & Export
Wat is dat ook al weer?
Doe het zo: Import: ......... Export: .........

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Betalingsbalans
Een overzicht van alle betalingen aan het buitenland en ontvangsten uit het buitenland.
  • Inkomsten
  • Uitgaven
Export -> er komt geld het land in -> inkomsten
Import -> er gaat geld het land uit -> uitgaven

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Import en Exportwaarde
Importwaarde
Importwaarde = ingevoerde hoeveelheid x prijs per product
Exportwaarde
Exportwaarde = uitgevoerde hoeveelheid x prijs per eenheid
Importquote
Importwaarde / nationaal inkomen x 100 = _____%
Exportquote
exportwaarde / nationaal inkomen x 100 = ____%

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het verkopen van goederen of diensten noem je ..1..
Het kopen van goederen of diensten uit het buitenland noem je ..2..

Slide 6 - Open vraag

internationale handel
Bij een open economie is er een hoge export en importquote er is dus veel handel. Wat is dan een gesloten economie? En geef een voorbeeld van een land met een gesloten en een open economie.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Open economie: Land in verhouding veel import en export
Gesloten economie: Land in vehouding weinig import en export.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Handel en wisselkoers
Een goede internationale concurrentiepositie betekent dat een land beter en/of goedkoper kan produceren dan andere landen.

De wisselkoers heeft invloed op de handel. Als een product duur is om te maken, dan wordt die minder verkocht dan een product dat goedkoop is om te maken. Als dan de munteenheid ook nog duurder is dan wordt het nog lastiger om het te verkopen.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Handel tussen 2 of meer landen noem je ___?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Binnen de Europese Unie (EU) is er vrijhandel.
Kies welke invloed vrijhandel heeft op de concurrentie binnen de EU.
A
De concurrentie verandert niet door vrijhandel.
B
Er ontstaat meer concurrentie door vrijhandel.
C
Er ontstaat minder concurrentie door vrijhandel.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Wereld Handelsorganisatie streeft naar:
A
Geen vrijhandel tussen landen
B
Wel vrijhandel tussen landen

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort bij vrijhandel?
A
Contingentering
B
Exportsubsidie
C
Importheffing
D
Geen belemmeringen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

een interne markt is:
A
Markt in je woonhuis.
B
Markt in Europa. Er zijn geen grenzen meer.
C
Markt in je bedrijf.
D
Markt binnen een land.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Interne markt
  • Lidstaten horen bij de EU.
  • Economische samenwerking 
  • Vrij verkeer van goederen en diensten 
  • Vrij verkeer van personen
  • Vrij verkeer van kapitaal

INTERNE MARKT

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 8
  • Welvaart
  • Hulpbronnen
  •  Ontwikkelingssamenwerking
  • Microkrediet
  • Soorten hulp
  • Fairtrade

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welvaart & welzijn geeft aan of een land een ontwikkelingsland is of niet
Welvaart
hoeveel je met je tijd en geld je behoeften kunt voorzien.

Iemand die erg rijk is heeft een hoge welvaart. Hij kan veel meer in zijn behoeften voorzien dan iemand die arm is.
Welzijn
Hoe gelukkig en tevreden ben je met je leven? Welzijn is bijvoorbeeld ook je gezondheid, die is niet te koop.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijke hulpbronnen en infrastructuur zijn belangrijk voor een land 
Infrastructuur
infrastructuur = Wegen, havens, internet en elektriciteit. Een goede infrastructuur is belangrijk omdat je zo snel producten van A naar B kan brengen en het dus goed met de economie kan gaan.
Natuurlijke hulpbronnen
Natuurlijke hulpbronnen zijn belangrijk om die goed te houden. Dit betekent dat dus grond hergebruikt kan worden voor landbouw. Hierdoor kan het beter gaan met de economie.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Ruilvoet
Een goede ruilvoet is belangrijk voor een land. Als een land meer moet gaan betalen voor hetzelfde product dan verslechterd de ruilvoet. Moet die minder betalen dan verbetert de ruilvoet.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Microkrediet
Arme landen hebben weinig geld om te investeren in bijvoorbeeld onderwijs en infrastructuur. Ze kunnen dan geld lenen bij de Wereldbank tegen een gunstige rente.

Hulporganisaties geven microkrediet aan kleine ondernemers. Daarmee krijgen ze een klein beetje geld en kunnen dit dan investeren. Wel moeten ze het terug betalen. Koning Maxima is vertegenwoordiger van het Microkrediet.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hulp aan ontwikkelingslanden


  • Microkrediet 
  • Bevorderen vrijhandel door WTO (Wereldhandelsorganisatie)
  • Grondstofovereenkomsten (--> houdt prijzen stabiel)
  • Ontwikkelingssamenwerking 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten hulp
Structurele hulp - Deze hulp is erop gericht de oorzaken van armoede aan te pakken, zodat de arme landen economisch zelfstandig worden.
Bilaterale hulp - Als het ene land rechtstreeks hulp biedt aan een ander land.
Gebonden hulp - Hulp waaraan voorwaarden zijn verbonden. Bij Ongebonden hulp- Is hulp waarbij het ontvangende land vrij om te bepalen waaraan ze het geld besteedt.
Noodhulp - Bij een natuurramp, extreme voedseltekorten of oorlog geven rijke landen dit vaak. Noodhulp is altijd hulp op korte termijn.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicijnen aan ontwikkelingslanden geven is een voorbeeld van ...
A
gebonden hulp.
B
noodhulp.
C
structurele hulp.
D
bilaterale hulp.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welk type hulp is nodig bij een overstroming in Bangladesh?
A
bilaterale hulp.
B
structurele hulp
C
Noodhulp

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een rijk land rechtstreeks hulp biedt aan een arm land noemen we dat
A
gebonden hulp
B
structurele hulp
C
bilaterale hulp

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer een land hulp biedt aan een ontwikkelingsland en voorwaarden stelt aan die hulp, noem je ook wel?
A
Gebonden hulp
B
Bilaterale hulp
C
Noodhulp
D
Structurele hulp

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de doelstelling van de
Wereld Handelsorganisatie?
A
Meer protectie
B
Vrijhandel
C
Microkrediet
D
Buffervoorraden

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Microkrediet is een lening die wordt uitgegeven door?
A
Banken
B
Hulporganisaties
C
Andere landen

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ontwikkelingslanden die voor de exportinkomsten afhankelijk zijn van één of enkele (landbouw)producten.
A
Monocultuur
B
Ruilvoet
C
Microkrediet
D
Wereldbank

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Dit is alles stof die je moet kennen voor de toets. Ga naar de methode site en maak daar alle herhalingslessen en oefentoetsen van H7 en H8. 

Als je dat allemaal af hebt dan ben je goed voorbereid voor de toets.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies