8.2 + 8.3

8.2 + 8.2 
Ontwikkelingshulp.

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

8.2 + 8.2 
Ontwikkelingshulp.

Slide 1 - Tekstslide

Je leert:
1. Welke kenmerken een ontwikkelingsland heeft.
2. Wat de oorzaak is van de lage waarde van de productie.
3. Wat ruilvoet is en wanneer die verbetert/verslechterd.

4. Welke soorten hulp een ontwikkelingsland krijgt.
5. Hoe je de kredietkosten berekent van een microkrediet.

Slide 2 - Tekstslide

Welke kenmerken heeft een ontwikkelingsland?

Tip: er zijn er 6.

Slide 3 - Tekstslide

Waarom zijn landen onderontwikkeld?

1. gebrek onderwijs en technische kennis
2. slechte infrastructuur.
3. bevolking groeit te snel, welvaart moet gedeeld worden
5. natuurrampen en conflicten
6. Corrupte regering.
7. protectiemaatregelen door Europa en Amerika.
8. Monocultuur: land afhankelijk van 1 landbouwproduct.

Slide 4 - Tekstslide

Ruilvoet
Om als land import te kunnen betalen, moet er ook export zijn.

import: kost een land geld.
export: levert een land geld op.

Als import en export gelijk is, dan is de ruilvoet goed
Als import hoger is dan export, dan is de ruil verslechterd.

Slide 5 - Tekstslide

Maken van 8.2
6, 7, 8, 9, 10

Slide 6 - Tekstslide

Rijke landen helpen de ontwikkelingslanden
We geven geld aan ontwikkelingslanden... er zijn 4 soorten hulp.

1. Gebonden hulp
2. Noodhulp
3. Ongebonden hulp
4. Structurele hulp

Slide 7 - Tekstslide

Ontwikkelingslanden lenen geld
Ontwikkelingslanden kunnen geld lenen bij de WERELDBANK
tegen een lagere rente dan een normale bank.

Slide 8 - Tekstslide

Microkrediet
Aber uit Oeganda sluit een microkrediet af. Bij een hulporganisatie leent ze €50 voor haar kleermakerij. Per week moet ze €1,25 aflossen en €0,15 aan rente betalen.
A. Bereken hoe hoog de kredietkosten zijn.

Slide 9 - Tekstslide

Microkrediet
Aber uit Oeganda sluit een microkrediet af. Bij een hulporganisatie leent ze €50 voor haar kleermakerij. Per week moet ze €1,25 aflossen en €0,15 aan rente betalen.
A. Bereken hoe hoog de kredietkosten zijn.
€50 : 1,25 = 40 weken
40 x 0,15 = €6 kredietkosten/rente.

Slide 10 - Tekstslide

Maken van 8.3
3, 4, 5, 6, 11, 12 blz 242/243

Slide 11 - Tekstslide

Leg uit wat het verschil is tussen een gewone krediet en een microkrediet.

Slide 12 - Open vraag

Bij welke bank leent een ontwikkelingsland geld?
A
Landbank
B
Rabobank
C
Wereldbank
D
Europabank

Slide 13 - Quizvraag

Welke gunstige voorwaarden geeft de Wereldbank bij een lening?
A
lagere rente
B
hogere rente
C
geen rente
D
geen aflossing

Slide 14 - Quizvraag

Nederland heeft eten en drinken gegeven tijden de oorlog in Oekraïne.
A
Gebonden hulp
B
Structurele hulp
C
Noodhulp
D
ongebonden hulp

Slide 15 - Quizvraag

Nederland geeft ieder jaar geld aan Ghana om scholen te bouwen.
A
Noodhulp
B
Gebonden hulp
C
Structurele hulp

Slide 16 - Quizvraag

Ivoorkust kon met de verkoop van 10 balen koffie een fiets kopen uit Belgie. Nu moeten ze 15 balen verkopen.
A
Ruilvoet gelijk
B
Ruilvoet verbeterd
C
Ruilvoet verslechterd
D
Ruilvoet is weg

Slide 17 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met monocultuur?
A
Een land met veel muziek
B
een land afhankelijk van 1 landbouwproduct

Slide 18 - Quizvraag

Noem 1 protectiemaatregel....

Slide 19 - Open vraag

€2.500.000.000 nationaal inkomen. 180.000 inwoners. Bereken inkomen per hoofd van de bevolking.

Slide 20 - Open vraag