week 16 - bezittelijk voornaamwoord

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • repetir verbos
  • repetir la familia
  • corregir los deberes
  • los posesivos
Jueves, 21 de abril
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • repetir verbos
  • repetir la familia
  • corregir los deberes
  • los posesivos
Jueves, 21 de abril

Slide 1 - Tekstslide

Objetivos para esta clase:
Aan het einde van deze les:
  • kan ik de werkwoorden ser, tener en llamarse vervoegen
  • weet ik hoe de familienamen in het Spaans heten.
  • weet ik hoe het bezittelijk vnw. gevormd wordt in het Spaans.
LEERDOELEN

Slide 2 - Tekstslide

Agenda
Donderdag 12 mei
leren: bezittelijk voornaamwoord
maken: LE: ej. 3.1, 3.2, 3.4, 3.5
Plan 3 momenten in. 

Slide 3 - Tekstslide

leerdoenlen: werkwoorden en familinamen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat is hun familieband?

Slide 6 - Tekstslide

Wat zijn Amalia, Alexia en Ariane van Koning Willem Alexander? 

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de familieband van Claire en Martien Meiland?

Slide 8 - Tekstslide

Welke familieband hebben Chantal Janzen en Bobby?

Slide 9 - Tekstslide

Welke familieband hebben Linda en Johnny de Mol?

Slide 10 - Tekstslide

ser, yo

Slide 11 - Tekstslide

tener, José

Slide 12 - Tekstslide

llamarse, tú

Slide 13 - Tekstslide

tener, Paco y yo

Slide 14 - Tekstslide

ser, Carmen y tú

Slide 15 - Tekstslide

llamarse, Carmen y José

Slide 16 - Tekstslide

A corregir
 
  • module pág. 15 en 16 ej. A, B,C


LEERDOEL: WERKWOORDEN

Slide 17 - Tekstslide

uitwerking
A. 
1. hija
2. marido
3. nieto
4. madre
5. abuelo
6. padres
B. 
1. las hijas
2. los hijos
3. los hermanos
4. la hermana
5. los nietos
6. la nieta
7. los nietos
C.
1. Gloria
2. Paco
3. Emilia
4. Juan
5. Ana
6. Carlos
7. Lola

Slide 18 - Tekstslide

A trabajar
Módulo pág. 18 ej. A, B, C

Slide 19 - Tekstslide

uitwerking
A.
1. tienes
2. tengo
3. tiene
4. tenemos
5. tienen
6. tenéis
7. tiene
B.
1. se llama
2. se llama
3. se llaman
4. te llamas
5. me llamo
6. nos llamamos

C.
1. eres
2. soy
3. son
4. sois
5. somos
6. es
LEERDOEL: WERKWOORDEN

Slide 20 - Tekstslide

GPL - tarea 1 leerdoel 1, 2, 3
- ik ken de familienamen in het Spaans
- Ik ken de vervoeging van ser/tener
- Ik ken de vervoeging van llamarse



Slide 21 - Tekstslide

Bezittelijk vnw.
Wat is een bezittelijk vnw in het Nederlands?
Een woord wat het bezit aangeeft: mijn, jouw, zijn, haar etc.
LEERDOEL: bezittelijk voornaamw.

Slide 22 - Tekstslide

Bezittelijk vnw.
mijn
jouw
zijn/haar/uw
ons/onze
jullie
hun/uw
mi
tu
su
nuestro
vuestro
su
mi
tu
su
nuestra
vuestra
su
mis
tus
sus
nuestros
vuestros
sus
mis
tus
sus
nuestras
vuestras
sus
enkelvoud
meervoud
mnl.
mnl.
vr.
vr.
LEERDOEL: bezittelijk voornaamw.
Welke verschillen zien jullie?

Slide 23 - Tekstslide

Bezittelijk vnw.
  • Het bezittelijk vnw. richt zich in het Spaans naar het bezit en niet naar de bezitter zoals in het Nederlands. 
  • Is het bezit meervoud, dan wordt het bezittelijk vnw. ook meervoud. Bij nuestro/vuestro heb je ook nog een vrouwelijke vorm --> nuestra/vuestra. 
  • Kijk naar het woord wat erachter staat. Is dat meervoud, dan wordt het bez. vnw. ook meervoud. Is het vrouwelijk dan verandert nuestro/vuestro in nuestra/vuestra
LEERDOEL: bezittelijk voornaamw.
Módulo pág. 20, 21, 

Slide 24 - Tekstslide

voorbeelden:
  • mi casa                         =   mijn huis
  • tus libros                      =   jouw boeken
  • nuestra profesora        =   onze lerares
  • sus amigos                   =   zijn/haar vrienden
LEERDOEL: bezittelijk voornaamw.
Módulo pág. 20, 21, 

Slide 25 - Tekstslide

Ahora vosotros.

Slide 26 - Tekstslide

Esta es _______ amiga.
A
mi
B
mis

Slide 27 - Quizvraag

¿Dónde están ________ libros?
A
tu
B
tus

Slide 28 - Quizvraag

__________ abuela es muy simpática.
A
nuestro
B
nuestra

Slide 29 - Quizvraag

__________ mochilas están en la clase.
A
vuestros
B
vuestras

Slide 30 - Quizvraag

___________ amigos están en casa.
A
su
B
sus

Slide 31 - Quizvraag

__________ alumnos están en casa.
A
nuestros
B
nuestras

Slide 32 - Quizvraag

A trabajar
LA: pág. 52 ej. 2 y 3
pág. 53 ej. 4
Klaar? begin alvast aan je huiswerk.

Slide 33 - Tekstslide

Describe tu familia
Tengo.....
Mi madre se llama...
Mi hermano tiene... años
.......

Slide 34 - Tekstslide