1. Je schrijft een hoofdletter aan het begin van een zin:
Hij eet een appel.
2. bij namen en voorletters:
Anke Hermans, Jacqueline de Vries
3. bij namen van organisaties, merken en producten:
Eerste Kamer, Schwartzkopf, Renault Megane
4. bij aardrijkskundige namen (landen, steden, rivieren, etc.) en bij volkeren, talen en dialecten:
Engeland, Rotterdam, de Maas, Turkse jongens, Duits, Limburgs
5. Je schrijft een hoofdletter bij historische gebeurtenissen en feestdagen:
de Tweede Wereldoorlog, Kerstmis, Moederdag
6. Je schrijft een hoofdletter bij heilige begrippen die bij een religie horen (de heiligen, heilige geschriften, etc.):
God, Allah, Koran, Bhagavad Gita