Voc 1.1 - 1.2 + bron E
1 / 14
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Traduis:
rester
rester
A
verblijven
B
doorbrengen
C
blijven
D
winnen
Slide 2 - Quizvraag
Traduis:
avoir peur
avoir peur
A
angst hebben
B
bang zijn
C
akelig vinden
D
griezelig zijn
Slide 3 - Quizvraag
Traduis:
la banlieue
la banlieue
A
de tiener
B
de zomer
C
de achterbuurt
D
de buitenwijk
Slide 4 - Quizvraag
Traduis:
la rentrée
la rentrée
A
de thuiskomst
B
de entrée
C
de terugkomst
D
de eerste schooldag
Slide 5 - Quizvraag
Traduis:
oublier
oublier
Slide 6 - Open vraag
Traduis:
la montagne
la montagne
Slide 7 - Open vraag
Traduis:
l'ambiance
l'ambiance
Slide 8 - Open vraag
Traduis:
presque
presque
Slide 9 - Open vraag
Traduis:
l'étoile
l'étoile
A
de ster
B
de maan
C
de hemel
D
de ruimte
Slide 10 - Quizvraag
Traduis:
Heeft het geregend?
Heeft het geregend?
A
il pleut?
B
il a pleut?
C
il plu?
D
il a plu?
Slide 11 - Quizvraag
Traduis:
we zijn in een hotel geweest
we zijn in een hotel geweest
A
on est été à l'hôtel
B
on a été à l'hôtel
C
on est à l'hôtel
D
on as pass
é à l'hôtel
Slide 12 - Quizvraag
Traduis:
Het was 28 graden
Het was 28 graden
A
il était 28 celsius
B
il faisait 28 degrés
C
il a été 28 degrés
D
il a fait 28 degrés
Slide 13 - Quizvraag
Traduis:
Ben je lang gebleven?
Ben je lang gebleven?
A
tu es resté(e) longtemps?
B
tu es resté(e) longue?
C
tu as passé longtemps?
D
tu a été longtemps?
