3.6 afweer

Thema 3       De bloedsomloop

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema 3       De bloedsomloop

Slide 1 - Tekstslide


A
Op vakantie
B
Netflixen
C
Schaatsen
D
.....

Slide 2 - Quizvraag

Wat doen we vandaag?
Herhaling basisstof 3.1 en 3.2
Vooruitkijken naar de komende lessen

Uitleg basisstof 3.5
Aan het (huis)werk


Slide 3 - Tekstslide

Dubbele bloedsomloop
Rood
zuurstof
rijk






Blauw
zuurstof
arm

Slide 4 - Tekstslide

Slagaders
  • dikke elastische wand
  • bloed stroomt van het hart   weg, naar organen toe
  • bloeddruk is te meten
  • liggen diep in het lichaam

Slide 5 - Tekstslide

Aders


  • bloed stroomt van organen    naar het hart toe
  • bloeddruk laag
  • geen hartslag te voelen
  • op veel plaatsen kleppen

Slide 6 - Tekstslide

Haarvaten
  • dunste wand (1 laag cellen)
  • vochtuitwisseling (zuurstof, voedingsstoffen en CO2,afvalstoffen)
  • zitten overal in ons lichaam

Slide 7 - Tekstslide

Hoe weet je hoe de ader/ slagader heet?
1: Het bloed stroomt van het hart naar een een orgaan --> het is dus een slagader
2: Het bloed gaat naar de nier dus is het een nierslagader

1: Het bloed stroomt van een een orgaan naar het hart --> het is dus een ader
2: Het bloed komt van de nier dus is het een nierader

Slide 8 - Tekstslide

zuurstof arm 
kleine bloedsomloop
zuurstof rijk
grote bloedsomloop
zuurstof rijk
kleine bloedsomoop
zuurstof arm
grote bloedsomloop

Slide 9 - Sleepvraag

Bij een dubbele bloedsomloop gaat het bloed.......
A
2x door de longen
B
2x door het hart
C
2x door alle organen

Slide 10 - Quizvraag

Een bloedvat heeft een dikke wand.
Welk soort bloedvat is dit?
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvat

Slide 11 - Quizvraag

Een bloedvat heeft kleppen.
Welk soort bloedvat is dit?
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvat

Slide 12 - Quizvraag

Sleep de namen naar de juiste bloedvaten 
4
1
2
5
3
6
7
8
Nierslagader
Longader
Leverader
Poortader
Aorta
Longslagader
Beenader
Halsslagader

Slide 13 - Sleepvraag

samenstelling bloed

Slide 14 - Tekstslide

Wat is waar over het bloed?
A
Het bloed vervoert voedingsstoffen.
B
Het bloed vervoert afvalstoffen.
C
Het bloed vervoert zuurstof.
D
A,B en C zijn waar.

Slide 15 - Quizvraag

Het grootste gedeelte van je bloed bestaat uit?
A
bloedplasma
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
D
bloedplaatjes

Slide 16 - Quizvraag

De functie van de rode bloedcel is...
A
het vervoeren van voedingsstoffen
B
bestrijden van ziekteverwekkers
C
het vervoeren van zuurstof
D
het bloed laten stollen

Slide 17 - Quizvraag

De functie van de witte bloedcel is...
A
het vervoeren van voedingsstoffen
B
bestrijden van ziekteverwekkers
C
het vervoeren van zuurstof
D
het bloed laten stollen

Slide 18 - Quizvraag

De functie van de bloedplaatjes is...
A
het vervoeren van voedingsstoffen
B
bestrijden van ziekteverwekkers
C
het vervoeren van zuurstof
D
het bloed laten stollen

Slide 19 - Quizvraag

Welke bloedcel(len) bevat(ten) een celkern
A
Rode bloedcellen
B
Rode en witte bloedcellen
C
Witte bloedcellen
D
Bloedplaatjes

Slide 20 - Quizvraag

Welk type bloedcellen kunnen door wanden heen kruipen?
A
Rode bloedcellen
B
Bloedplaatjes
C
Witte bloedcellen

Slide 21 - Quizvraag

Lesdoelen
  • Ik kan beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infectie
  • Ik kan omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie






Slide 22 - Tekstslide

lichaamsvreemd
Lichaamsvreemde stoffen = alle stoffen die niet in je lichaam thuis horen.

Denk aan: speeksel van een ander (door zoenen), gif, bacteriën, virussen, bloed van een ander.

Slide 23 - Tekstslide



  • Huid
  • Slijmvliezen/ trilharen
  • Maagsap
Bescherming
tegen een infectie
Bestrijden van een infectie
Onschadelijk maken ziekteverwekker
Vorming van antistoffen

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

 1) ziekteverwekker in het lichaam --> je wordt ziek
2) antistoffen worden gemaakt -->  je wordt beter
1) ziekteverwek-ker komt voor de 2de keer in je lichaam
2) er worden veel sneller antistof-fen gemaakt en je wordt niet of veel minder ziek
immuum

Slide 26 - Tekstslide

Allergie =

overgevoeligheid voor bepaalde stoffen.
Zoals: pinda's, huisstof, dierenharen, stuifmeel, wespensteken.
Allergische reactie = reactie van het afweersysteem op de stof waar je overgevoelig voor bent.

Daardoor krijg je bijvoorbeeld een rode plek, huiduitslag, een branderig gevoel, jeuk of ontstekingen.

Slide 27 - Tekstslide

Aan het (huis)werk
Huiswerk:
-Lees blz. 190 t/m 192
-Maak basisstof 3.5 opdracht 1 + 2 + 4 + 8 (digitaal)
Uitdaging: opdracht 3 + 6 + 7 + 9 + 10








Slide 28 - Tekstslide