13 A r. 10 t/m 14

Vertaalhulp 13A r. 10-14
In deze LessonUp ga je stapje voor stapje de rest van tekst 13A vertalen. Als je denkt dat je een bepaalde vraag niet nodig hebt om goed te kunnen vertalen, dan sla je die over.
Zet de antwoorden op de vragen steeds in je benoemboekje.
Dus pv in Hoofdzin maak je geel, die in de bijzin maak je groen.
Je zet de determinatie (in welke vorm de woorden staan) onder de woorden en de ontleding (welke functie) boven de woorden.
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vertaalhulp 13A r. 10-14
In deze LessonUp ga je stapje voor stapje de rest van tekst 13A vertalen. Als je denkt dat je een bepaalde vraag niet nodig hebt om goed te kunnen vertalen, dan sla je die over.
Zet de antwoorden op de vragen steeds in je benoemboekje.
Dus pv in Hoofdzin maak je geel, die in de bijzin maak je groen.
Je zet de determinatie (in welke vorm de woorden staan) onder de woorden en de ontleding (welke functie) boven de woorden.

Slide 1 - Tekstslide

Postquam deus arma deposuit, mihi multa oscula dabet et....

aantekening: osculum = kus

Slide 2 - Tekstslide

Postquam deus arma deposuit, mihi multa oscula dabet et....
Wat is de persoonsvorm in HOOFDzin?
A
deus
B
deposuit
C
multa
D
dabat

Slide 3 - Quizvraag

Postquam deus arma deposuit, mihi multa oscula dabet et....
Wat is de persoonsvorm in BIJzin?
A
deus
B
deposuit
C
multa
D
dabat

Slide 4 - Quizvraag

Postquam deus arma deposuit, mihi multa oscula dabet et....
Wat is het voegwoord dat hoofd- en bijzin samenvoegt?
A
postquam
B
mihi
C
et
D
dat ontbreekt

Slide 5 - Quizvraag

Postquam deus arma deposuit
In welke tijd staat deposuit?
A
prae
B
imperf
C
perf
D
plq perf

Slide 6 - Quizvraag

Postquam deus arma deposuit
Wat is het onderwerp bij deposuit?
A
deus
B
arma
C
mihi
D
ingesloten

Slide 7 - Quizvraag

Vertaal nu: Postqaum t/m deposuit

Zet de vertaling in je schrift

Slide 8 - Tekstslide

Postquam deus arma deposuit
Welke naamval en functie heeft arma?
A
nom ev - ND
B
abl mv - BwB
C
acc mv - LV
D
acc mv - BwB

Slide 9 - Quizvraag

Vertaal nu: deus deposuit
Zet de vertaling eventueel in je benoemboekje

Slide 10 - Tekstslide

mihi multa oscula dabat et...
aantekening: osculum = kus

Slide 11 - Tekstslide

mihi multa oscula dabat
In welke tijd staat dabat?
A
prae
B
imperf
C
perf
D
plq perf

Slide 12 - Quizvraag

mihi multa oscula dabat
Wat is het onderwerp bij dabat?
A
mihi
B
oscula
C
multa oscula
D
ingesloten

Slide 13 - Quizvraag

Vertaal nu: dabat
Ze de vertaling eventueel in de je benoemboekje

Slide 14 - Tekstslide

mihi multa oscula dabat
Welke functie(s) verwacht je nog bij dabat (naast het onderwerp)?
A
ND
B
LV
C
MV
D
LV+MV

Slide 15 - Quizvraag

mihi multa oscula dabat
Wat is het LV?

Slide 16 - Open vraag

mihi multa oscula dabat
Wat is het MV?

Slide 17 - Open vraag

Vertaal nu:
mihi multa oscula dabat et...

Zet je vertaling in je schrift

Slide 18 - Tekstslide

Rhea Silvia subito conticuit et rubuit
aantekeningen:
conticuit = tacuit
rubuit = ze bloosde

Slide 19 - Tekstslide

Rhea Silvia subito conticuit et rubuit
Wat zijn de persoonsvormen?
A
Rhea Silvia
B
subito en rubuit
C
conticuit en rubuit

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het voegwoord die de 2 persoonsvormen samenvoegt?

Slide 21 - Open vraag

Rhea Silvia subito conticuit et rubuit
In welke tijd staan de pv's?
A
prae
B
imperf
C
perf
D
plq perf

Slide 22 - Quizvraag

Rhea Silvia subito conticuit et rubuit
Wat is het onderwerp?
A
Rhea
B
Rhea Silvia
C
subito
D
ingesloten

Slide 23 - Quizvraag

Vertaal nu:
Rhea Silvia conticuit et rubuit
aantekeningen:
conticuit = tacuit
rubuit = ze bloosde
Zet de vertaling eventueel in je benoemboekje

Slide 24 - Tekstslide

Wat betekent subito?

Slide 25 - Open vraag

Vertaal nu:
Rhea Silvia subito conticuit et rubuit
aantekeningen:
conticuit = tacuit
rubuit = ze bloosde
Zet de vertaling eventueel in je benoemboekje

Slide 26 - Tekstslide

Amica territa dixit

Slide 27 - Tekstslide

Amica territa dixit
Wat is de pv?

Slide 28 - Open vraag

Amica territa dixit
In welke tijd staat dixit?
A
prae
B
imperf
C
perf
D
plq perf

Slide 29 - Quizvraag

Amica territa dixit
Wat is het onderwerp?
A
Amica
B
territa
C
ingesloten

Slide 30 - Quizvraag

Vertaal nu: Amica dixit
Zet de vertaling eventueel in je benoemboekje

Slide 31 - Tekstslide

Amica territa dixit
Welke functie kan territa hier niet hebben?
A
bvb
B
nd
C
dvb

Slide 32 - Quizvraag

Amica territa dixit
In welke naamval staat territa hier?
A
nom ev v
B
abl ev v
C
nom mv o
D
acc mv o

Slide 33 - Quizvraag

Amica territa dixit
territa congrueert dus met Amica
territa is een bijv. naamwoord.
Een bijv. naamwoord kan drie functies hebben:
- bvb (de geschrokken vriendin)
- nd ( de vriendin is geschrokken): er is dan een vorm van esse nodig
- een dvb (de vriendin zei geschrokken): het zegt dan iets over het woord waarmee het congrueert en het werkwoord

Slide 34 - Tekstslide

Vertaal nu: Amica territa dixit
territa kan je hier dus als bvb of als dvb vertalen, je mag kiezen.

Zet je vertaling in je schrift.

Slide 35 - Tekstslide

Vertaal:
Oh Rhea, num deus te amavit?

Zet je vertaling in je schrift

Slide 36 - Tekstslide

Oh Rhea, num deus te amavit?
Wat is de pv?

Slide 37 - Open vraag

Oh Rhea, num deus te amavit?
In welke tijd staat amavit?
A
prae
B
imperf
C
perf
D
plq perf

Slide 38 - Quizvraag

Oh Rhea, num deus te amavit?
Wat is het onderwerp?
A
Oh Rea
B
deus
C
te
D
ingesloten

Slide 39 - Quizvraag

vertaal nu: deus amavit?
Let op: er staat een vraagteken, vertaal het dus als een vraag.

Slide 40 - Tekstslide

Oh Rhea, num deus te amavit?
Welke naamval en functie heeft te?
A
nom - nd
B
abl -bwb
C
acc - Lv
D
voc - Ap

Slide 41 - Quizvraag

Oh Rhea, num deus te amavit?
Wat betekent num?

Slide 42 - Open vraag

Oh Rhea, num deus te amavit?
Welke naamval en functie heeft oh Rea?
A
nom - nd
B
abl -bwb
C
acc - Lv
D
voc - Ap

Slide 43 - Quizvraag

Oh Rhea, num deus te amavit?

Slide 44 - Tekstslide

r. 12 - 14
Je hebt nu al veel geoefend. Bij de volgende zinnen krijg je minder hulp. Vergeet niet de juiste stappen te maken.

Slide 45 - Tekstslide

Nonne somniavisti?
In welke vorm staat de pv?
A
1e ev ind pf
B
2e ev ind pf
C
imp ev prae
D
2e mv ind pf

Slide 46 - Quizvraag

Nonne somniavisti?
Wat betekent nonne?
A
toch zeker?
B
toch wel?
C
toch niet?
D
soms?

Slide 47 - Quizvraag

r. 13 kunnen jullie zonder hulp

Slide 48 - Tekstslide

vir ignotus Mars fuerat.
In welke tijd staat de pv?
A
prae
B
imperf
C
perf
D
plq perf

Slide 49 - Quizvraag

vir ignotus Mars fuerat.
Van welk werkwoord komt fuerat?

Slide 50 - Open vraag

Welke functies/naamvallen verwacht je bij esse naast een onderwerp?
A
nd
B
dat poss
C
BwB van plaats
D
alledrie

Slide 51 - Quizvraag

vir ignotus Mars fuerat.
Welke functie(s) hebben we hier?
A
nd
B
dat poss
C
BwB van plaats
D
alledrie

Slide 52 - Quizvraag

Deus eam amaverat
In welke tijd staat de pv?
A
prae
B
imperf
C
perf
D
plq perf

Slide 53 - Quizvraag

Deus eam amaverat
In welke naamval staat eam?
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 54 - Quizvraag