Week 1: My friends (1)

Ms Sarah    -    Tuesday 02/04/24  

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsISK

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Ms Sarah    -    Tuesday 02/04/24  

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Don´t forget:

  • Your notebook
  • Your pencil case

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HOW ARE YOU?
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Lesson 1:  My friends
Beginners:
  • Agendaweb.org
  1. Grammar exercises 1 - Questions exercises - Wh- questions (13,15,17)

Intermediates:
  • Worksheets WHQUESTIONS (Present Simple)
  • Essential Grammar in Use (Unit 44-49)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I
You
He
She
It
We
You
They
Ik
Het
Jij/ Je/ U
Hij
Zij
Wij
Zij
Jullie/ U

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pronouns/ voornaamwoorden
Jij, je als u zijn allemaal 'you':
You are my sister - Jij bent mijn zus
You are my professor - U bent mijn professor
You are my grandparents - U bent mijn grootouders

Het Nederlandse 'zij' wordt in het Engels vertaald met 'she' (vrouwelijk enkelvoud) of 'they' (meervoud):
She is in the garden - Zij is in de tuin
They are in the garden - Zij zijn in de tuin

Voor dingen en dieren 'it':
It is a horse - Het is een paard
It is a table - Het is een tafel

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

n
I have a friend                       -                   He is my friend    = Hij is mijn vriend
You have a friend                -                    He is your friend   = Hij is jouw vriend
He has a friend                    -                     He is his friend   =  Hij is zijn vriend
She has a friend                  -                     He is her friend   =  Hij is haar vriend
It has a friend                      -                       He is its friend    = Hij is de vriend van het
We have a friend               -                        He is our friend   = Hij is onze vriend
You have a friend              -                        He is your friend  = Hij is jullie vriend
They have a friend            -                       He is their friend  = Hij is hun vriend
 Bezittelijke voornaamwoorden
Persoonlijke voornaamwoorden

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The verb ´be´ time!
timer
15:00

Slide 11 - Tekstslide

  • Working sheet template!

Slide 12 - Link

Deze slide heeft geen instructies

4

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

00:32
He is a...
A
teacher
B
doctor
C
student
D
nurse

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

00:52
He lives...
A
in a small house
B
in a big house
C
in a thuis
D
in a huose

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

01:12
They play...
A
basketball
B
soccer
C
tenis
D
football

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

01:29
He is always...
A
boss
B
blij
C
happy
D
grumpy

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies