Kerk had een klokkentoren + Gerechtsgebouw een statige, klassieke entree met zuilen
Vaakuniverseel idee bij het uiterlijk van een gebouw, denk maar eens aan.. Schoolgebouw, hotel, winkelcentrum, bibliotheek, appartementencomplex, kantoor.
Slide 8 - Tekstslide
2. Vormen
Symmetrische vormen (Klassieke gebouwen)
Eenvoudige, strakke vormen (Moderne gebouwen)
Organische, natuurlijke vormen
Nieuwe technologie maakt het tegenwoordig mogelijk om complexe, organische vormen te ontwerpen.
Slide 9 - Tekstslide
Vorm
Klassieke gebouwen hebben vaak symmetrische vormen, een statige gevel, een centrale entree en ornamenten (versieringen) die de status verhogen
Slide 10 - Tekstslide
Vorm
De eenvoudige doosvorm is kenmerkend voor het modernisme en bepaalt veel van de architectuur tussen 1930 en 1980.
Slide 11 - Tekstslide
Vorm
Organische vormen zijn niet-geometrische vormen die ontleend zijn aan de natuur, ooit geïntroduceerd door de Spaanse architect Gaudi.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
3. Omgeving
Architectuur die aansluit bij de omgeving vs. contrast.
Architect > bewust kiezen voor een contrast, door een gebouw te ontwerpen dat sterk van zijn omgeving afwijkt (opvallend!)
Slide 14 - Tekstslide
Omgeving
Een architect kan ook bewust kiezen voor een contrast, door een gebouw te ontwerpen dat sterk van zijn omgeving afwijkt
Omgeving
1 met de omgeving versus contrast
Slide 15 - Tekstslide
4. Materiaal
De gebruikte materialen dragen bij aan de uitstraling van een gebouw.
Bankgebouwen: luxe materialen (marmer)
Typisch Hollands: metselwerk met bakstenen (vertrouwd uiterlijk)
Bij het modernisme (19e eeuw): beton, staal en glas
Slide 16 - Tekstslide
Materiaal
De gebruikte materialen dragen in belangrijke mate bij aan de uitstraling van een gebouw.
Slide 17 - Tekstslide
5. Constructie
Letterlijk betekent constructie het samenvoegen van verschillende delen.
In de architectuur zorgt de draagconstructie ervoor dat een gebouw overeind blijft staan: De muren, vloeren en fundering dragen samen het gewicht.
In moderne architectuur: sprake van zichtbare skeletbouw
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
6. Visie
Architect heeft altijd een visie = idee over hoe een gebouw eruit moet zien en moet functioneren om er prettig in te wonen, te werken of samen te leven.
Verschil in visies:
Less is more (Functie voorop, geen overbodige decoraties, modernisme)
Less is a bore (Weinig is saai: uitbundige kleuren, versieringen, vormen)
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
6 Architectuur stromingen vanaf 1900
Vandaag:
Modernisme, Structuralisme, Postmodernisme
Volgende week:
Supermodernisme, Neotraditionalisme
Slide 22 - Tekstslide
Functie
Vormen
Omgeving
Materiaal
Constructie
Visie (idee/uitspraak?)
Zoek goed voorbeeld + architect
Vul het werkblad zo uitgebreid mogelijk in.
Gebruik internet + boek H.13
Opdracht:
Word expert in 1 architectuurstroming
timer
30:00
Slide 23 - Tekstslide
Modernisme
1920-1970
Slide 24 - Tekstslide
STRUCTURALISME
1960-1990
Slide 25 - Tekstslide
POSTMODERNISME
1980-2000
Slide 26 - Tekstslide
Modernisme
- Form follows function
- Zakelijke architectuur
- Beton en staal
- Geen decoraties
- Licht en ruimte
- Less is more
vanaf 1920
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Video
Structuralisme
- De menselijke maat
- Kleinschaligheid
- Geschakelde blokken
- Community gevoel
= ontmoeting voorop
= reactie op modernisme
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Video
Postmodernisme
- Uitbundige kleuren
- Speelse, gekke details
- Vrije (vreemde?) vormen
- 'Grappig'
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Video
www.npostart.nl
Slide 33 - Link
Volgende week
Behandelen 2 overige architectuurstromingen
Creatieve opdracht: zijn de 5 architectuurstromingen begrepen?