Je hebt respect voor de leerling die de spreekbeurt geeft.
Dit betekent:
je luistert naar het verhaal;
je stelt goede vragen;
je praat niet door de spreekbeurt heen;
Slide 2 - Tekstslide
Burgerschap
We leren over Nederlanders op vakantie.
We lezen een reisblog.
We leren plaatsnamen.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Slide 5 - Tekstslide
Wat vinden jongeren belangrijk als ze op vakantie zijn? Noem drie dingen.
Slide 6 - Tekstslide
Noem drie redenen waarom Nederlanders graag op vakantie naar Frankrijk gaan.
Slide 7 - Tekstslide
Als Nederlanders niet op vakantie gaan, waarom doen ze dat dan niet?
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Lees de blog Montenegro: onbekend maar ontzettend leuk nog een keer. Bedenk daarna kopjes bij de vakantiedagen van Evi. Bij Dag 1 past bijvoorbeeld: Aankomst in Budva.
Slide 12 - Tekstslide
Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Vakantie.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.
Slide 13 - Tekstslide
de plek
(zelfstandig naamwoord (znw)
1. de plaats, de ruimte
waar je bent, zit of staat, waar je iets doet, waar je naar toe gaat
2. een wond(je) op je lichaam
zin 1: Mijn oma heeft een vaste plek op de bank.
zin 1: Het Nederlandse voetbalteam staat op de eerste plek.
zin 2: De plek op mijn arm doet pijn.
Slide 14 - Tekstslide
ongemakkelijk
(bijvoeglijk naamwoord (bvn)
gevoel/sfeer die niet prettig is/niet fijn/niet oké
let op! gemakkelijk betekent: 'iets dat je niet moeilijk vindt, (heeft niet te maken met prettig, fijn)
zin: Al die ruzies in de klas voelen heel ongemakkelijk.
zin: Ik ben bang dat ze mij niet aardig vinden, ik voel mij daarbij ongemakkelijk.
Slide 15 - Tekstslide
de weekendtas
(zelfstandig naamwoord znw)
een grote tas die je meeneemt als je een paar dagen weggaat. Niet alleen voor zaterdag en zondag (het weekend)
met daarin: kleding, toiletspullen, oplader, ........,..........
geen koffer
zin: Ik ga een paar dagen logeren bij mijn familie, ik heb een weekendtas nodig.
Slide 16 - Tekstslide
voorbereiden
(scheidbaar werkwoord)
zorgen dat je van te voren regelt wat nodig is om iets wat gebeuren moet
synoniem: van te voren (vooraf)regelen
werkwoord: ik bereid voor, ik bereidde voor, ik heb voorbereid
zin: Ik heb de vakantie goed voorbereid, nu kan ik rustig vertrekken.
zin: Ik bereid mijn toets goed voor, dan moet het goed gaan!
Slide 17 - Tekstslide
vanzelf
uit zichzelf, moeiteloos, automatisch
zonder er iets voor te doen, het gebeurt zomaar
geen invloed/geen hulp van buitenaf
zin: Het boek viel vanzelf uit de kast, ik weet niet hoe het komt.
zin: Een taal leren gaat niet vanzelf.
Slide 18 - Tekstslide
Doordat ik was gevallen had ik een pijnlijke ............op mijn been.
Slide 19 - Open vraag
Maak één zin met het woord ongemakkelijk
Slide 20 - Open vraag
Waar zie je de weekendtas?
A
B
C
D
Slide 21 - Quizvraag
Voorbereiden betekent dat je
A
je zaken vergeten bent.
B
je zaken goed vooraf regelt.
C
dat je het eten bereidt.
D
je zaken te laat regelt.
Slide 22 - Quizvraag
Maak één zin met het woord vanzelf
Slide 23 - Open vraag
opdracht: raad het woord
Kies allemaal een woord van de lijst: in je hoofd, stil!
Als je naam op het rad tevoorschijn komt noem je de betekenis van jouw woord.
Wie weet als eerste het juiste woord?
Slide 24 - Tekstslide
Pauze
Pauze
timer
30:00
Slide 25 - Tekstslide
Spreekbeurt
Afspraken rondom de spreekbeurt
Je hebt respect voor de leerling die de spreekbeurt geeft.
Dit betekent:
je luistert naar het verhaal;
je stelt goede vragen;
je praat niet door de spreekbeurt heen;
Slide 26 - Tekstslide
Rekenen
Je werkt in je werkboek.
In het werkboek staat soms een opdracht of een uitlegfilm die je moet maken/bekijken op je laptop.
Je mag ook bij mevrouw Femke gaan zitten.
Slide 27 - Tekstslide
Jeugdjournaal
We kijken het Jeugdjournaal. Luister naar meneer Joost voor de uitleg.