Deviant thema wonen

Thema wonen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Thema wonen

Slide 1 - Tekstslide

H4 Taalverzorging
Hoofdletters en Leestekens

Slide 2 - Tekstslide

Leestekens
  • Een leesteken is een teken dat in tekst gebruikt wordt om de tekst makkelijker te kunnen lezen
  • De verzameling en het gebruik van leestekens noemen wij interpunctie.
  • Leestekens aan het einde van een zin:
    Punt ( . )
    Vraagteken ( ? )
    Uitroepteken ( ! )

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer een hoofdletter?
-Aan het begin van een zin.
-Bij eigen namen.
-Bij aardrijkskundige namen / plaatsnamen.

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht
Je ziet na deze dia 5 zinnen.
In iedere zin zijn hoofdletters/leestekens vergeten.
Zet de hoofdletters/leestekens op de goede plek in de zin.


Succes!

Slide 5 - Tekstslide

Typ onderstaande zin over. Zet de hoofdletters/leestekens op de goede plek:

ik fiets naar de supermarkt

Slide 6 - Open vraag

Typ onderstaande zin over. Zet de hoofdletters/leestekens op de goede plek:

peter en sanne gaan naar opa en oma

Slide 7 - Open vraag

Typ onderstaande zin over. Zet de hoofdletters/leestekens op de goede plek:

ik loop naar school

Slide 8 - Open vraag

Typ onderstaande zin over. Zet de hoofdletters/leestekens op de goede plek:

wij gaan naar rotterdam

Slide 9 - Open vraag

Typ onderstaande zin over. Zet de hoofdletters/leestekens op de goede plek:

petra is ziek maar knapt al wat op

Slide 10 - Open vraag

Uitleg 1 - de uitdrukking
Een uitdrukking is een vorm van figuurlijk taalgebruik. Uitdrukkingen zijn uitspraken die mensen wel eens doen en die vaak al heel lang bestaan. Soms is er een wijze les in verwerkt.

Bijvoorbeeld

oost west, thuis best.
Je voelt je thuis het meest op je gemak.
Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens anders.
Het is nergens zo fijn als thuis.
heel wat in huis hebben.
Heel veel kunnen.
Op iemand kunnen bouwen. 
Iemand kunnen vertrouwen. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Wat betekent...

Bergen verzetten?

Slide 13 - Open vraag

Wat betekend...

Werken als een paard?

Slide 14 - Open vraag

Wat betekent...

Werk aan de winkel?

Slide 15 - Open vraag

Wat betekent...

Oost west thuis best?

Slide 16 - Open vraag

Hoe heet dit soort huis?

Slide 17 - Open vraag

Hoe heet dit soort huis?

Slide 18 - Open vraag

Een klein deel van een stad of dorp.
Een deel van een stad of dorp met naam.
Het midden van een stad of dorp.
Je officieel ergens voor aanmelden.
Geld betalen om iets te gebruiken van iemand anders.
Het gebied buiten de stad met weilanden.
Het hele gebied met burgemeester.
Iets veranderen door te bouwen/afbreken.
Het gebouw
Iemand die in een bepaalde plaats of land woont.
de buurt
het centrum
de gemeente
huren
inschrijven
de inwoner
het pand
het platteland
de wijk
verbouwen

Slide 19 - Sleepvraag

Hij......(werken) de hele dag
A
werken
B
werkd
C
werkt

Slide 20 - Quizvraag

Wij......(zeuren) op school.
A
zeur
B
zeurd
C
zeurt
D
zeuren

Slide 21 - Quizvraag

De dame......(gaan) naar de kapper.
A
gaan
B
gaad
C
ga
D
gaat

Slide 22 - Quizvraag

Leo......(vinden) het heel erg naar.
A
vind
B
vindt
C
vinden
D
vint

Slide 23 - Quizvraag