Geldzaken 6

Geldzaken
Les 6
Havo 4 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Geldzaken
Les 6
Havo 4 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les kun je 
• de oorzaken van bestedingsinflatie en kosteninflatie noemen en toelichten.
• voorbeelden geven van kosteninflatie.
• toelichten wat de gevolgen van inflatie zijn voor het reële inkomen en het reële vermogen.
• berekenen consumentenprijsindexcijfer
• toelichten wat de maatschappelijke gevolgen zijn van hyperinflatie.

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
Huiswerk check

Basis en intensief: maken 3.11, 3.13, 3.15, 3.17, 3.20
Plus en compact: maken 3.18 t/m 3.20

Slide 3 - Tekstslide

Schaarste dwingt tot keuze. Als iemand voor iets kiest, offert hij de waarde van de alternatieven, de andere mogelijkheden op. 

Opofferingskosten zijn de opbrengsten van het beste, niet gekozen alternatief.

Zelfstandig nakijken van de opdrachten die je vorige les hebt gemaakt, d.m.v. het nakijkblad.


Als je niet begrijpt wat je verkeerd hebt gedaan, even aangeven, dan kom ik bij je langs.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Instructie - Wat is inflatie?
Inflatie is de stijging van het algemene prijspeil in een land.
CBS houdt dit bij d.m.v.
CPI. 

Consumentenprijsindex = een gewogen prijsindexcijfer van een groep producten of goederen.

Slide 6 - Tekstslide

CPI 

Slide 7 - Tekstslide

CPI =>samengesteld gewogen
prijsindex


Slide 8 - Tekstslide

Instructie - Gevolg inflatie
Gevolg van inflatie is dat geld reëel minder waard wordt. Oftewel met hetzelfde bedrag kun je door inflatie minder kopen dan voorheen.

Slide 9 - Tekstslide

Instructie - Oorzaken inflatie
  1. Bestedingsinflatie
    (burgers willen meer kopen dan er geproduceerd wordt, prijzen gaan omhoog) 
  2. Kosteninflatie
    (ondernemers berekenen hun stijgende kosten door in de prijs van het product) 
  3. Overheid
    (vraagt bijv. hogere bijdrage voor geleverde producten, zoals paspoort)

Slide 10 - Tekstslide

Consumentenprijsindex
Stappen om het cpi te berekenen:

Vermenigvuldig het indexcijfer van iedere artikelgroep met de bijbehorende wegingsfactor. 
Tel alle uitkomsten van stap 1 bij elkaar op. 
Deel je uitkomst van stap 2 door het totaal van alle wegingen  

Je uitkomst is het consumentenprijsindexcijfer.


Slide 11 - Tekstslide

Begeleid oefenen met 
Basis/ intensief
Samen maken 4.2

Slide 12 - Tekstslide

4.2 a

Slide 13 - Tekstslide

4.2 b

Slide 14 - Tekstslide

Zelfstandig
Basis: maken 4.1 t/m 4.7 
Plus en compact: maken 4.2, 4.4 t/m 4.7 
Intensief: maken 4.1 t/m 4.7



Markeren kun je leren!

Slide 15 - Tekstslide

Evaluatie
Wat weet je nog?

Slide 16 - Tekstslide

Wat is inflatie?

A
Het gemiddelde prijsniveau stijgt
B
Het gemiddelde prijsniveau daalt

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het gevolg van inflatie?
A
Je geld wordt meer waard
B
Je geld wordt minder waard

Slide 18 - Quizvraag

Wat is volgens de Europees centrale bank prijsstabiliteit?

A
Wanneer prijzen niet stijgen
B
Wanneer prijzen rond de 2% stijgen
C
Wannee prijzen rond de 1% stijgen
D
Wanneer prijzen maximaal 5% stijgen

Slide 19 - Quizvraag

Waarom lijkt de berekening van de inflatie op de berekening van je rapportcijfer?

Slide 20 - Open vraag


Wat is het indexcijfer van 2015?
A
90
B
91
C
92
D
93

Slide 21 - Quizvraag


Wat is het indexcijfer van 2016?
A
101
B
102
C
103
D
104

Slide 22 - Quizvraag