Les 2

Communicatieve  vaardigheden
Omgaan met agressie
Blok 4 | Les 2
Naima Azannay

1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Communicatieve  vaardigheden
Omgaan met agressie
Blok 4 | Les 2
Naima Azannay

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen 
  • Je weet de aspecten van overtuigen (les 1)
  • Je kent de Harvard Methode.
  • Je kent de verschillende overlegmomenten.
  • Je weet hoe een vergadering voorbereid wordt.

Slide 2 - Tekstslide

Toetsing
  • In week 5 (week van 9 december):
    Toets over thema's 13 en 14 Sociaal Werk 1        Toets telt 25% mee voor het eindcijfer 

  • In de toetsweek persoonlijke casus toets
  • In 1,5 uur zal je een casus krijgen voorgelegd die 75% van het eindcijfer bepaalt voor COM4

Slide 3 - Tekstslide

Wat betekent onderhandelen?
Benoem daarbij de kenmerken

Slide 4 - Open vraag

Onderhandelen
De kenmerken:
1. Er zijn twee of meer partijen
2. Er zijn gemeenschappelijke én tegenstrijdige doelen
3. De partijen willen tot overeenstemming komen. 

Slide 5 - Tekstslide

Wat betekent sfeerpunt en weerstandspunt bij onderhandelen?
Geef een voorbeeld.

Slide 6 - Open vraag

Sfeerpunt en weestandspunt

Sfeerpunt (begin je mee) en weerstandpunt (minimale).

Slide 7 - Tekstslide

Noem de 3 fasen van onderhandelen

Slide 8 - Open vraag

Drie fasen van onderhandelen

Fase 1: Voorbereiding en oriëntatie
Fase 2: Onderhandeling
Fase 3: Besluit

Slide 9 - Tekstslide

Onderhandelingen hebben een aantal kenmerken. Welke kenmerken zijn dat?
A
er zijn twee of meer partijen, er zijn gemeenschappelijke doelen, de partijen willen deels tot overeenstemming komen
B
er zijn drie of meer partijen, er zijn tegenstrijdige doelen, de partijen willen tot overeenstemming komen
C
er zijn twee of meer partijen, er zijn gemeenschappelijke en tegenstrijdige doelen, de partijen willen tot overeenstemming komen.
D
er zijn twee partijen, er zijn gemeenschappelijke doelen, de partijen willen tot overeenstemming komen

Slide 10 - Quizvraag

13.4 De Harvard methode
Resultaat voor beide aantrekkelijk:

  1. Maak onderscheid tussen mensen en inhoud.
  2. Richt je niet op posities.
  3. Richt je op belangen.
  4. Bedenk veel opties.
  5. Richt je op objectieve criteria.
  6. Wees flexibel.

Slide 11 - Tekstslide

13.4 De Harvard methode

  1. Maak onderscheid tussen mensen en inhoud.

    Parkeer je gevoel, onderhandeling 

  2. Richt je niet op posities.
    Sterke posities?

Slide 12 - Tekstslide

13.4 De Harvard methode
3. Richt je op belangen.
Niet positioneel onderhandelen maar richten op belangen. Makkelijker toegeven. 

Positioneel onderhandelen: draait om een positie, die je liever niet meer loslaat. Je neemt een positie in, om dat op basis van win-verlies voor elkaar te krijgen. Je geeft niet toe, en houdt zo min mogelijk rekening met de belangen van de ander.


Slide 13 - Tekstslide

13.4 De Harvard methode

4. Bedenk veel opties
Minder snel akkoord met een tegenvoorstel. 
5. Richt je op objectieve criteria
Vergelijk het voorstel van de andere partij met objectieve normen. 
6. Wees flexibel
Weerstandspunt voor ogen maar sta ook open voor tegenvoorstel. 


Slide 14 - Tekstslide

14.3 Overlegmomenten

Welke soorten overleggen zijn er allemaal?

Slide 15 - Tekstslide

14.3 Overlegmomenten
In een instelling zijn er verschillende vormen van overleg:


De meest voorkomende:
  • werkbespreking
  • werkoverleg
  • afdelingsoverleg
  • teambespreking
  • hoofdenoverleg
  • managementoverleg
  • commissievergadering

Slide 16 - Tekstslide

14.3 Overlegmomenten
Wat is het verschil tussen: 
  • werkbespreking
  • werkoverleg

Slide 17 - Tekstslide

14.3 Overlegmomenten
Werkbespreking
Een werkbespreking is een overleg over het lopende werk, vaak een dagelijkse bespreking over planning en werkverdeling. 
Voorbeeld: Bij het Wmo-loket bespreekt een sociaal maatschappelijk dienstverlener wie op deze dag welke taken doet.
Werkoverleg
Werkoverleg heeft als onderwerp de samenwerking of het beleid.
Langere periode en heeft als doel de samenwerking en/of de beleidsontwikkeling te beïnvloeden. 
Agenda, uitnodiging, voorzitter en notulist

Slide 18 - Tekstslide

14.4 Vergadering voorbereiden

Lees 14.4 in stilte!
Boek: Sociaal werk 1

Slide 19 - Tekstslide

Wat is een voorzitter en welke taak heb je dan?

Slide 20 - Open vraag

Wat doet een voorzitter?
  • Plant een datum
  •  Zorgt dat er een ruimte vrij is 
  • Stelt de agenda op
  • Op de hoogte van de discussiepunten
  • Tijd in de gaten houden

Slide 21 - Tekstslide

Wat is convocatie?
A
Stemmen op verschillende manieren
B
Het verslag dat gemaakt wordt door de notulist
C
Uitnodiging voor een vergadering
D
Meerderheidsbesluit

Slide 22 - Quizvraag

Een convocatie is een ander woord voor ‘bij elkaar roepen’. Het is een uitnodiging voor een vergadering. 

Slide 23 - Tekstslide

Bij unanimiteit is iedereen het helemaal met het voorstel eens.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een meerderheidsbesluit?

Slide 25 - Open vraag

Bij een meerderheidsbesluit is het voorstel aangenomen als ‘de helft + 1’ vóór stemt.

Slide 26 - Tekstslide

Wat is vetorecht?
A
Het recht om de vergadering te stoppen
B
Het recht om het besluit te blokkeren
C
Het recht om externe partijen om hulp vragen
D
Het recht om te stemmen op een besluit

Slide 27 - Quizvraag

Dit is het recht om een besluit van de vergadering te blokkeren. Veto betekent letterlijk: ik verbied. De ondernemingsraad heeft over bepaalde zaken vetorecht. Het bestuur van een instelling heeft ook vetorecht.

Slide 28 - Tekstslide

Wat doet een notulist?

Slide 29 - Open vraag

14.5 Notuleren

Bij elke vergadering is er iemand die notuleert.
Notuleren = verslag maken van de vergadering.
Dit verslag heet een notulen

Slide 30 - Tekstslide

14.5 Notuleren

Besluitenlijst/actielijst

Wat is dat?

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Voorbereiden
In stilte lees je thema 13 en 14 van het boek Sociaal werk 1. 

Maak een samenvatting ter voorbereiding op de toets. 


Betekenis stilte:

 Stilte is de ervaring van geen enkel geluid! :) 

Slide 33 - Tekstslide

Wat is de Harvard methode en uit welke punten bestaat het?

Slide 34 - Open vraag

13.5 Onderhandelingsgesprekken

Officiële, belangrijke onderhandelingen.
Houding

  • Goede voorbereiding 
  • Verdiep je in de partij, probeer te begrijpen wat ie ander wil en bereid je daarop voor
  • Bij de begroeting: handdruk en kijk de ander in de ogen
  • Je staat en zit met een rechte rug
  • Geregeld aankijken, open houding is van belang!

Slide 35 - Tekstslide

13.5 Onderhandelingsgesprekken

  • Verschil in macht
    Wees niet bang voor macht, mensen met een hogere positie hebben meer macht, maar jij hebt zelf ook macht. 

  • Ruimte
    Zorg voor een rustige ruimte waar je niet gestoord wordt.  

Slide 36 - Tekstslide

Wat is belangrijk bij een onderhandelingsgesprek?

Slide 37 - Open vraag

Welke aspecten dragen bij aan overtuigen?

Slide 38 - Open vraag

Aspecten die overtuigen
Je moet bij het onderhandelen overtuigend zijn. Dat lukt je alleen als je:
  • een goede houding hebt
  • argumenten hebt
  • iets aan te bieden hebt

Slide 39 - Tekstslide

Lees 13.6 - Sociaal werk 1
Onderhandelingsstijlen in de praktijk

Slide 40 - Tekstslide

In tweetallen de stijlen samenvatten. 

Slide 41 - Tekstslide

13.7: Integratief onderhandelen
Bij integratief onderhandelen probeer je er samen uit te komen
Je richt je op een win-winresultaat

Bij integratief onderhandelen ben je open over wat je wilt. 
Je verdiept je in de ander. Je geeft toe en luistert goed.

Slide 42 - Tekstslide

Distributief onderhandelen
  • Je wil voor jezelf het beste en meeste uit de onderhandeling halen zonder de ander wat te gunnen.
  • Je richt je op een win-verliesresultaat
  • De partijen kijken alleen naar de tegenstrijdige doelen.

Bij de distributief onderhandelen oordeel je negatief over de ander en zijn voorstellen. Je eist en claimt zonder iets terug te willen geven.

Slide 43 - Tekstslide

Distributief onderhandelen
Hanneke wil haar fiets verkopen. Het liefst voor € 300 (streefpunt).
Haar weerstandspunt is € 175. Geert wil haar fiets wel kopen, maar wil er niet meer voor geven dan € 100.
Tijdens het onderhandelen kraakt Geert haar fiets af. Hij vindt dat het een oud roestig ding is en hij zegt ook geregeld dat niemand, echt niemand meer dan € 100 wil geven voor haar fiets.
En waarschijnlijk wil niemand haar fiets hebben, zelfs niet als ze geld toe geeft. Ze moet blij zijn dat hij er nog € 100 voor geeft.
Door al die negatieve opmerkingen gaat Hanneke nog geloven ook dat haar fiets weinig waard is. Ze verkoopt haar fiets voor € 100.

Slide 44 - Tekstslide

Afwisselen in stijlen

Wat wordt hiermee bedoeld in het boek? 
Geef een  voorbeeld.

Slide 45 - Tekstslide

Hoofdstuk 14
Overleg op het werk

Slide 46 - Tekstslide

14.1: formeel en informeel overleg
Wat is het verschil tussen overleg en een vergadering?

Wat is formeel overleg?

En wat is dan informeel overleg?


Slide 47 - Tekstslide

14.1: formeel en informeel overleg
Vooroverleg
Te veel verschillende meningen of standpunten
Bij het vooroverleg zit alleen een selecte groep mensen, dus niet iedereen die bij het formele overleg zit. Het voordeel is dat deze groep een keuze kan maken uit de verschillende standpunten. Zijn er bijvoorbeeld zeven, dan kan de groep die terugbrengen tot de drie belangrijkste standpunten. Zo kan de officiële vergadering efficiënter verlopen.
Ordeloosheid bestrijden
ls er veel mensen zijn met tegenstrijdige meningen, dan wordt het gauw chaos. Door het vooroverleg kan de voorzitter de vergaderstructuur behouden. 

Slide 48 - Tekstslide

Opdracht: 14.2 formeel overleg
Lees in tweetallen 14.2 en vat ieder punt samen. 

Maak een agenda voor een vergadering met de klas. Welke punten komen er op de agenda om met elkaar te bespreken?

Slide 49 - Tekstslide