Quizvragen 1.1 t/m 1.4

Wat is geen weerelement?
A
Temperatuur
B
Wind
C
Sneeuw
D
Bewolking
1 / 23
volgende
Slide 1: Quizvraag
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat is geen weerelement?
A
Temperatuur
B
Wind
C
Sneeuw
D
Bewolking

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bron 1 laat een weerkaart van de provincie Groningen zien. Welke weerelementen ontbreken er op de weerkaart?


A
bewolking en temperatuur
B
luchtdruk en temperatuur
C
luchtdruk en neerslag

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke klimaatfactor zie je hier?
A
Hoogteligging
B
Breedteligging
C
Zeestromen
D
Ligging van gebergten

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door welk klimaatfactor is de temperatuur in januari aan de kust lager?
A
Breedteligging
B
Hoogteligging
C
Afstand tot de zee
D
Geen van deze

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk seizoen heeft Nederland in dit plaatje?
A
winter
B
zomer
C
herfst
D
lente

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In Spanje is het warmer dan in Nederland doordat de zoninvalshoek in Spanje:
A
Langer is
B
Korter is
C
Groter is
D
Kleiner is

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als het in een dal op 1200 meter hoogte 14° C. is, wat is dan de temperatuur op 3200 meter hoogte?
A
18° C.
B
-2,9° C.
C
3,8° C.
D
2° C.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn isobaren?
A
Lijnen die plaatsen met dezelfde hoogte verbinden.
B
Lijnen die plaatsen met dezelfde temperatuur verbinden.
C
Lijnen die plaatsen met dezelfde hoeveelheid neerslag verbinden.
D
Lijnen die plaatsen met dezelfde luchtdruk verbinden.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Plaats de juiste omschrijving op de juiste plek
Zonnig
Weinig wind
Veel wind
Bewolkt / neerslag

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke cijfer(s) vindt je een hogedrukgebied?
A
Alleen bij 1
B
Bij 2 en 4
C
Bij 2 en 3
D
Bij 1 en 4

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij lage druk
A
Stijgt de lucht
B
Daalt de lucht

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met verdampen?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Condenseren is:
A
Van gasvormig terug naar vloeibaar
B
Van gasvormig naar vaste vorm
C
Van vaste vorm terug naar vloeibaar
D
Van vloeibaar naar gasvormig

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koude lucht kan meer waterdamp bevatten dan warme lucht
A
Waar
B
Niet waar
C
Er is geen verschil

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Warme lucht ..... (1)
hierbij ......(2) de waterdamp
A
1=daalt 2=condenseert
B
1=stijgt 2=verdampt
C
1=daalt 2=verdampt
D
1=stijgt 2=condenseert

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het bij een dalende luchtbeweging mooi weer

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De zon verwarmt een stuk land. De lucht stijgt op en door de condensatie ontstaan wolken en neerslag. 
Koude botst met warme lucht en duwt deze warme lucht omhoog. De warme lucht stijgt, koelt af, condenseert en uit de wolken valt neerslag.
Lucht borst tegen een gebergte, stijgt op en door condensatie ontstaan wolken en neerslag. 
Frontale neerslag
Stijgingsneerslag
Stuwingsneerslag

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stijgingsneerslag
Frontale neerslag
Stuwingsneerslag

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Frontale neerslag komt voor bij de evenaar
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Check
De overheersende wind in het westen van de Verenigde Staten is een westenwind.
Geef met behulp van bron 9 de oorzaak waardoor in Reno minder neerslag valt dan in Santa Rosa.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Korte waterkringloop
Lange waterkringloop
afstromen
neerslag
Infiltreren
Verdamping
Condenseren

Slide 21 - Sleepvraag

nu kun je je kennis testen. 
Waar staan twee onderdelen van de waterkringloop die behoren tot de
korte waterkringloop? 
Sleep het juiste antwoord naar 'dit is het goede antwoord.'
Dit is het goede antwoord
afstroming en condensatie 
afstroming en infiltratie
condensatie en infiltratie
condensatie en verdamping
verdamping en afstroming
verdamping en infiltratie

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord
Daalt
Frontale neerslag
Spanje

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies