In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
- Uitspraak over iets wat waar of niet waar is
- Een feit kan je controleren
Voorbeeld van een feit:
De helft van de zestienjarigen in Nederland krijgt €50,00 kleedgeld per maand.
Je kunt controleren of dit waar is door in de krant te kijken of het op internet op te zoeken.
- Wat iemand ergens van vindt
Het is niet controleerbaar
-Je kunt het eens of oneens zijn
Je herkent een mening aan:
- Ik vind dat...
- Zij vindt dat...
- Ik ben van mening...
- Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt.
Je herkent een argument aan:
want, namelijk, omdat (signaalwoorden)
Ik vind dat, omdat...
Jij vindt dat, want ...