26/9: feiten/meningen/argumenten

Nederlands
maandag 16 september

fictie

 leesvaardigheid



planning:

- lezen (15 minuten)

- HW bespreken
- theorie HS 3, paragraaf LEZEN
- huiswerk
timer
15:00
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
maandag 16 september

fictie

 leesvaardigheid



planning:

- lezen (15 minuten)

- HW bespreken
- theorie HS 3, paragraaf LEZEN
- huiswerk
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

huiswerk
HS1, LEZEN:  opdracht 2 t/m 4
blz. 15 t/m 18

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

LESDOEL


Je kunt feiten, argumenten en meningen in een tekst  herkennen.


Slide 4 - Tekstslide

FEIT

- Uitspraak over iets wat waar of niet waar is;

- Een feit kun je controleren.


Voorbeeld


De helft van de zestienjarigen in Nederland krijgt €50,00 kleedgeld per maand.



Slide 5 - Tekstslide

MENING (STANDPUNT)

- Wat iemand ergens van vindt;

- Het is niet controleerbaar;

-Je kunt het eens of oneens zijn.

Je herkent een mening aan: 

- Ik vind dat...

- Zij vindt dat...

- Ik ben van mening...


Slide 6 - Tekstslide

ARGUMENT

- Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt.


Je herkent een argument aan:

 want, namelijk, omdat (signaalwoorden)


Ik vind dat, omdat...

Jij vindt dat, want ...



Slide 7 - Tekstslide

feitelijke argumenten

- objectief

- ondersteunen de uitspraak
waarderende argumenten

-  subjectief (mening)

- geven een waardeoordeel over het argument

goed
ongepast
mooi
lelijk

Slide 8 - Tekstslide

Staat hier een feit, mening of argument?

Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 9 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Morgen moet ik naar de tandarts.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 10 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik vind het raar om docenten aan te spreken met u.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 11 - Quizvraag

Feit/mening/argument
Schrijf op:

een feit
een mening
een feitelijk argument
een waarderend argument
timer
3:00

Slide 12 - Tekstslide

samenvatten

Slide 13 - Tekstslide

Opdrachten
Wat? HS3 Lezen, blz. 68-75

klassikaal: startopdracht

zelfstandig: opdracht 2 en 3





Slide 14 - Tekstslide

GELEERD?


- Je kunt feiten, meningen en argumenten in een tekst herkennen.


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide


Huiswerk 23 september
HS1 LEZEN:
- opdracht 5 (blz. 19)


HS 3 LEZEN:
- opdracht 2 en 3 (blz. 69 en 70)


lezen voor de lijst:
minstens  1 HS lezen leesboek; liever meer.


Slide 17 - Tekstslide