H4§3 deel 1

H4§3 atoombouw
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H4§3 atoombouw

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
  • Terugblik vorige les
  • Bespreken H4§3 deel 1
  • Aan de slag met opgaven 
  • Afsluiten 

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
  • waar hebben we het vorige les over gehad?
  • atomen kun je verdelen in twee groepen, welke?
  • metalen kun je verdelen in drie groepen, welke?
  • in het P.S. heb je groepen en perioden. Atomen in dezelfde groep hebben overeenkomstige eigenschappen

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel
- Je kunt aangeven hoe een atoom opgebouwd is.
- Je kunt het massagetal uitrekenen
- Je kunt met het atoomnummer en het massagetal het aantal deeltjes in een atoom uitrekenen. 

Slide 4 - Tekstslide

Atoombouw (in woorden)
  • Stoffen --> moleculen --> atomen
  • Atomen zijn opgebouwd uit drie verschillende deeltjes
  • Protonen
  • Neutronen
  • Elektronen
  • Deze deeltjes zijn ontzettend klein

Slide 5 - Tekstslide

Atoombouw (in woorden)
  • Protonen en neutronen zitten in de kern
  • elektronen zweven in een wolk om de kern heen
  • Elk atoom heeft een verschillende hoeveelheid van deze deeltjes.

Slide 6 - Tekstslide

Atoombouw (in een afbeelding)

Slide 7 - Tekstslide

Atoombouw
  • Eigenschappen:
  • protonen:
  • - positief, zitten in de atoomkern
  • Neutronen
  • - Neutraal, zitten in de atoomkern
  • Elektronen
  • - negatief, zweven om de atoomkern heen

Slide 8 - Tekstslide

Geef aan of de stelling juist of onjuist is:
Protonen en neutronen zijn beide positief.

Slide 9 - Open vraag

Elektronen bevinden zich in...
A
Engeland
B
de atoomkern
C
een wolk rondom de kern
D
In een bakje

Slide 10 - Quizvraag

Een proton is....
A
neutraal
B
negatief
C
Asociaal
D
Positief

Slide 11 - Quizvraag

Atoombouw
  • In het P.S. staan veel gegevens
  • - het getal achter het symbool is het atoomnummer.
  • Het atoomnummer geeft het totaal aantal protonen en elektronen aan.
  • dus: 
  • Atoomnummer = aantal elektronen = aantal protonen 

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het aantal protonen van Magnesium?
A
23
B
24
C
12
D
3

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Hoeveel elektronen heeft Boor?
A
10
B
5
C
8
D
6

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Hoeveel protonen en hoeveel elektronen heeft zuurstof?
A
P: 8 N: 4
B
P: 8 N: 6
C
P: 16 N: 8
D
P: 8 N: 8

Slide 17 - Quizvraag

Atoombouw
  • In het P.S. staan veel gegevens
  • - het getal onder het symbool is het massagetal.
  • Het massagetal geeft de som van het aantal protonen en neutronen aan
  • dus: 
  • massagetal = aantal protonen + aantal neutronen

Slide 18 - Tekstslide

Atoombouw
  • Koolstof heeft 6 protonen en 6 neutronen
  • Het massagetal = 6 + 6 = 12 

Slide 19 - Tekstslide

Neon heeft atoomnummer 10 en dit atoom heeft 11 neutronen .Wat is het massagetal?
A
10
B
11
C
22
D
21

Slide 20 - Quizvraag

Wat massagetal van Seleen (Se), gebruik het P.S.
A
79,0
B
34
C
17
D
40

Slide 21 - Quizvraag

Atoombouw
  • Het atoomnummer van koolstof (C) is 6 en het massagetal is 12
  • dus: 
  • aantal protonen en elektronen is 6, want atoomnummer is 6
  • het aantal neutronen is ook 6, want 12 - 6 = 6
  • massagetal = aantal protonen + aantal neutronen
  • 12 = 6 + 6

Slide 22 - Tekstslide

Hoeveel neutronen heeft stikstof?
A
14
B
8
C
7
D
6

Slide 23 - Quizvraag

Lesdoel
- Je kunt aangeven hoe een atoom opgebouwd is.
- Je kunt het massagetal uitrekenen
- Je kunt met het atoomnummer en het massagetal het aantal deeltjes in een atoom uitrekenen. 
  • Huiswerk: maken opgave 64 t/m 75
  • Klaar? Ga dan leren voor een vak in de toetsweek

Slide 24 - Tekstslide