Chapter 6 E. Grammar Comparisons VWO

Chapter 6 E. Grammar
New grammar: Comparisons 
Practise
work on homework and assingments
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Chapter 6 E. Grammar
New grammar: Comparisons 
Practise
work on homework and assingments

Slide 1 - Tekstslide

Goal


 I can use comparisons.

Slide 2 - Tekstslide

Vergelijkingen
Je voegt  -er of -est toe aan een bijvoegelijk naamwoord (adjective) om dingen te vergelijken


+er
+est

A baseball is small.  = >  A tennis ball is smaller. = > A golf ball is the smallest. 

 My dog is 7. My dog is old. => My cat is 12. My cat is older.  =>  My fish is 20. My fish is the oldest.

My pizza is cold. => His pizza is in the fridgde. It is colder. => Her pizza is frozen. It is the coldest.












Slide 3 - Tekstslide

Spelling
Soms verandert de spelling.
 De medeklinker aan het eind verdubbeld als er een klinker voor staat.

+er
+est

The moon is big.
The earth is bigger.
The sun is the biggest.






Slide 4 - Tekstslide

Als er al een E staat:
Dan voeg je toe:

+r
+st

My neighbour is nice.
My uncle is nicer.
My grandma is the nicest.






Slide 5 - Tekstslide

Y aan het eind:
De Y aan het eind van een woord veranderd in i

+er
+est
I am happy.
Playing sports makes happier.
Watching movies makes me me the happiest.




Slide 6 - Tekstslide

Woorden met 2 of meer lettergrepen:

Daar voeg je more of most aan toe:

My dog is perfect. => His dog is more perfect. => Her dog is the most perfect.

Jack’s medal is beautiful. => Peter’s medal is more beautiful. =>Rosie’s medal is the most beautiful.

Rugby is interesting. => Baseball is more interesting.=> Hurling is the most interesting.












Slide 7 - Tekstslide

LET OP!
Als een woord eindigt op een Y:
Dan voeg je -ier of -iest toe
 (in plaats van de Y) ookal zijn er meer dan twee lettergrepen! 

naughty - naughtier - naughtiest

Slide 8 - Tekstslide

Leer uit je hoofd:

Sommige woorden zijn onregelmatig en moet je uit je hoofd leren:

good/ well - better - best
bad/ ill- worse - worst
little - less - least
many/much - more - most






Slide 9 - Tekstslide

PRACTICE!!!

Slide 10 - Tekstslide

4. Welke comparison is NIET juist:
A
bad - badder - baddest
B
big - bigger - biggest
C
small - smaller - smallest
D
far - further - furthest

Slide 11 - Quizvraag


He is the clean....... dog ever
A
clean
B
cleaner
C
cleanest

Slide 12 - Quizvraag

My brother is .... (tall) my mom.
A
more tall than
B
taller than
C
the most tall
D
the talllest

Slide 13 - Quizvraag


She is wearing ... (beautiful) dress.
A
more beautiful than
B
beautifuller than
C
the most beautiful
D
the beautifullest

Slide 14 - Quizvraag


He is ... (good) at sports than me.
A
gooder
B
more good
C
better
D
the best

Slide 15 - Quizvraag


My friend is ______ of our class.
A
younger
B
younger than
C
youngest
D
the youngest

Slide 16 - Quizvraag


Jessy is ______ my mum.
A
funnyer than
B
funnier than
C
the funnyest
D
the funniest

Slide 17 - Quizvraag

Homework:

Work on:
Planning Stepping Stones: Ch 6 week 2
Practical assignments (leaflet and video)
Read your book work on book assignment
Work on 'oefenpgrogramma Engels' (78 st)
Learn: vocab and stones Ch. 6
Learn: irregular verbs!

Slide 18 - Tekstslide