unit 1

unit 1
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

unit 1

Slide 1 - Tekstslide

Vocabulary 1.1  p.133
What is the English for....?
What is the Dutch for...?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Present Continuous 
Present Continuous 

Slide 4 - Tekstslide

Grammar : present continuous
De present continuous is een vorm van de tegenwoordige tijd.

Je gebruikt de present continuous bij gebeurtenissen die:
- nu bezig of                       
-nu aan de gang zijn

Signaalwoorden:
Now, right now, Werkwoord!

Slide 5 - Tekstslide

Present continuous
onderwerp +
Vorm van to be +
Verb + ing
I
Am/’m
Watching
TV.
You/we/they
Are/’re
Watching
TV.
He/she/it
Is/’s
Watching
TV.

Slide 6 - Tekstslide

Present Continuous
 (+) ...........be  (am,is,are) +    ww-ing
(-) ...........be (am,is, are ) not + ww-ing
(?) BE (Am, Is, Are ).............+ww-ing?


link om te oefenen


Slide 7 - Tekstslide

Present Continuous:

Wat is de regel van de present continuous?
A
ww+ - ed
B
shit = ww+-s
C
vorm van to be + ww+-ing

Slide 8 - Quizvraag

We .... (have) dinner right now.

Slide 9 - Open vraag

Julie ..... (walk) to school at the moment.

Slide 10 - Open vraag

Look! The birds ___ away!
A
fly
B
flying
C
are fly
D
are flying

Slide 11 - Quizvraag

Present Continuous
  • Wanneer gebruik je de Present Continuous?

  • Hoe maak je de Present Continuous? 

Slide 12 - Tekstslide

present continuous
  • De present continuous is een vorm van de tegenwoordige tijd.
  • Je gebruikt de present continuous bij gebeurtenissen die:
  •    nu bezig of                        
  •    nu aan de gang zijn

Slide 13 - Tekstslide

Present continuous
onderwerp +
Vorm van to be +
Verb + ing
I
Am/’m
Watching
TV.
You/we/they
Are/’re
Watching
TV.
He/she/it
Is/’s
Watching
TV.
maak opdracht 10 op bladzijde 15 en 16

Slide 14 - Tekstslide

keuze werk
present Continuous- online 

worksheets  - teacher


Slide 15 - Tekstslide

present continuous
  • Je maakt de present continuous met:                                       to be (am / are / is) + hele werkwoord + ing

  • I am doing my homework right now.
  • You are making a mess.
  • Mike is talking to his neighbour.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Present Continuous
 (+)   be  (am,is,are) +    ww-ing
(-) be (am,is, are ) not + ww-ing
(?) BE (Am, Is, Are ) .....+ww-ing?


link om te oefenen
extra opdrachten (papier)

Slide 18 - Tekstslide

Present Continuous





Nu aan de gang is
werken met kaartjes
be
werkwoord
ing
I
am
ww
ing
he, she, it
is
ww
ing
you, we, they
are
ww
ing

Slide 19 - Tekstslide

Present Continuous





Nu aan de gang is
werken met kaartjes
be
werkwoord
ing
I
am
ww
ing
he, she, it
is
ww
ing
you, we, they
are
ww
ing
not
not
not
not

Slide 20 - Tekstslide

Present Continuous





Nu aan de gang is
werken met kaartjes
be
werkwoord
ing           ?
Am
I
ww
ing           ?
Is
he, she, it
ww
ing           ?
Are
you, we, they
ww
ing           ?

Slide 21 - Tekstslide

be
werkwoord
ing               .
I
am
ww
ing              .
he, she, it
is
ww
ing              .
you, we, they
are
ww
ing              .
be
werkwoord
ing           ?
Am
I
ww
ing           ?
Is
he, she, it
ww
ing           ?
Are
you, we, they
ww
ing           ?

Slide 22 - Tekstslide

Het doel van vandaag
-Je weet wat Present Continuous is
- je weet hoe je Present Continuous gebruikt
Je weet het verschil tussen one/ ones

- Je kan WH vragen gebruiken

Slide 23 - Tekstslide

1. hw nakijken Ex.10 a,b,c p.15,16
2. herhalen : One/ones(papier)
3. Wh questions

Slide 24 - Tekstslide

One/ones
This bag is very old. I need a new one.

Small pineapples are sweeter than big ones.
The new smartphones are much faster than the old ones.
Which is your car, the black one or the white one?
She needs new shoes, the old ones are too small.
If you buy two bottles of water, you get a third one free.
These dresses are expensive. Are there any cheap ones?
Jack has three pens – a red one and two green ones.
I would like to have a cupcake – the red one looks great.
I would like to have some cupcakes – the green ones look great.








Slide 25 - Tekstslide

WH-questions
Wie gebruiken wh-vragen?
Wat zijn wh-vragen?
Waar komen we wh-vragen tegen?
Wanneer gebruiken we wh-vragen?
Waarom gebruiken we wh-vragen?
Hoe gebruiken we wh-vragen?

Slide 26 - Tekstslide

WH-words
WH-words zijn vraagwoorden.

Komen aan het begin van de zin!

De vragen beginnen met....
  • wh...

Slide 27 - Tekstslide

Ik wil iets weten over de plek of locatie. Wat gebruik ik?
A
Who
B
When
C
Why
D
Where

Slide 28 - Quizvraag

Ik wil iets weten over de tijd. Wat gebruik ik?
A
Who
B
When
C
Why
D
Where

Slide 29 - Quizvraag

Ik wil iets weten over de personen of mensen. Wat gebruik ik?
A
What
B
Where
C
When
D
Who

Slide 30 - Quizvraag

Ik wil iets weten over de reden om iets te doen.
A
Why
B
Where
C
When
D
How

Slide 31 - Quizvraag

Ik wil iets weten over dingen, ideeën en acties. Wat gebruik ik?
A
Why
B
Where
C
When
D
What

Slide 32 - Quizvraag

_______ is your name?
A
Who
B
What
C
Where
D
When

Slide 33 - Quizvraag

_______ are you going? We're not done yet!
A
What
B
Who
C
Where
D
How

Slide 34 - Quizvraag

_______ did you invite to the party? Is Lisa coming too?
A
Who
B
When
C
Why
D
Where

Slide 35 - Quizvraag

_______ does this device work? I don't get it!
A
Why
B
When
C
What
D
How

Slide 36 - Quizvraag

Zelfstandig werken Unit 1 les2
Ex.15,16,17,18 p. 19,20,21
Ex.19 p.22

Slide 37 - Tekstslide