Dinsdag 18-3

• Burgerschap
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 4

Welkom klas 4E

Mededelingen

niet door.

Absentie: 

Vragen:

Goedemorgen allemaal

Fijn om jullie allemaal weer te zien!

dinsdag

18-03-2025

8:30 incheck

8:50 rekenen

9:30 Kahoot Nederlands -herhalen - oefenen

10:00 pauze

13:00 kies

13:45 Huiswerkuur

12:45 Burgerschap: Kies Hoofdstuk 4

13:45 

Portfolio - Zelfstandig werken weektaak

Typen/afmaken 

Thema Oase:

Tekst

Via Vervolg 

thema 3 

Spelling en grammatica

Doel:

* Oefenen met zinsdelen.

* Oefenen met persoonsvorm.

* Oefenen met onderwerp.

Zinsdelen.

 Een zinsdeel is een stukje van een zin.

Voorbeeld: 

Anna  / zaait / in haar moestuin / de boontjes.

Verdeel de zin in juiste zinsdelen:

Ik loop in de dierentuin.

1. Ik / loop / in / de / dierentuin.
2. Ik / loop / in de / dierentuin.
3. Ik loop / in de / dierentuin.
4. Ik / loop / in de dierentuin.

Verdeel de zin in juiste zinsdelen:

Buiten bloeien de narcissen.

1. Buiten / bloeien / de / narcissen.
2. Buiten/ bloeien de / narcissen.
3. Buiten / bloeien / de narcissen.
4. Buiten bloeien / de narcissen.

Verdeel de zin in juiste zinsdelen:

De boer bemest het land.

1. De / boer / bemest/ het land.
2. De boer / bemest / het / land.
3. De boer/ bemest het / land.
4. De boer / bemest / het land.

Persoonsvorm

De persoonsvorm is het belangrijkste werkwoord in een zin.

• Maak een vraagzin:        Ik loop.   ->      Loop ik?
• Verander van tijd:           Ik loop.    ->     Ik liep.
• Verander van getal:       Ik loop.    ->     Wij lopen.

Wat is de persoonsvorm:
De boswachter maakt een wandeling in het bos.

1. De boswachter
2. maakt
3. een wandeling
4. in het bos

Wat is de persoonsvorm:

De tijger besprong zijn prooi.

1. besprong
2. de tijger
3. zijn
4. prooi

Wat is de persoonsvorm:
Mijn oma heeft haar hond naar het asiel gebracht.

1. haar hond
2. gebracht
3. heeft
4. mijn oma

Onderwerp.

Het onderwerp is een ding of een persoon,

 die in de zin doet of iets is.

• Wie of wat doet iets in de zin? -> antwoord is onderwerp:         Ik loop. -> Wie of wat loopt? -> Ik
• Verander van aantal: Ik loop -> Wij lopen.

Wie of wat is het onderwerp in de zin:
Jan en Piet kweken zelf tomaten in hun kas.

1. zelf
2. Jan
3. in hun kas
4. Jan en Piet

Wie of wat is het onderwerp in de zin:
Het Madagaskarschilpad is een heel zeldzaam dier

1. is
2. zeldzaam dier
3. Madagaskarschilpad
4. het Madagaskarschilpad

Wie of wat is het onderwerp in de zin:
Het leefgebied van de koala is Oost-Australië.

1. Oost-Australië.
2. Het leefgebied
3. Het leefgebied van de koala
4. is

Maak nu opdracht 1 t/m 7 in het boek. ( blz. 211 t/m 218)

Klaar?

Ga verder op Studiemeter of kijk in je mapje.