Dinsdag 25-3

Welkom klas 4E
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Welkom klas 4E

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mededelingen
niet door.

Absentie: 
Vragen:




Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goedemorgen allemaal

Fijn om jullie allemaal weer te zien!
dinsdag
18-03-2025
8:30 incheck
8:50 Nederlands
9:30 Rekenen
10:00 pauze
13:00 kies
13:45 Huiswerkuur















12:45 Burgerschap: Kies Hoofdstuk 4
13:45 
Portfolio - Zelfstandig werken weektaak
Typen/afmaken 


Thema Oase:


Tekst

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thema 3 spelling en grammatica

Oefenen met persoonvorm en onderwerp
Oefenen met voltooid deelwoord
Oefenen met het werkwoordelijk gezegde

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De persoonsvorm
Maak de zin vragend, dan staat de pv vooraan. 
De persoonsvorm is altijd een werkwoord. 

Bijvoorbeeld: Wij drinken onze melk op.
Drinken wij onze melk op?

Drinken is de persoonsvorm. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De muizen dansen op tafel.

Wat is de persoonvorm?
A
De muizen
B
dansen
C
op
D
tafel

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op de markt verkoop ik twee stoelen.

Wat is de persoonvorm?
A
ik
B
op de markt
C
verkoop
D
twee stoelen

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het hertje schrikt van de auto.
A
schrikt
B
van de
C
van de auto
D
het hertje schrikt

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De jager schiet het konijn af.
A
schiet het
B
de jager schiet
C
schiet
D
de jager

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op school krijgen we een blokuur Nederlands.
A
krijgen
B
krijgen we
C
Op school
D
een blokuur

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het onderwerp
Stel de vraag: Wie of wat doet het?
Het onderwerp is altijd een ding of een persoon. 

Bijvoorbeeld: Mijn broer helpt in het weekend met de afwas.
Wie of wat helpt met de afwas?

Het onderwerp is mijn broer.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De man zorgt voor de puppie.

Wat is het onderwerp?
A
zorgt
B
de puppie
C
de man
D
voor de puppie

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het zonneluifel wordt door Joris omlaag gedraaid.
Wat is het onderwerp?
A
Het zonneluifel
B
wordt gedraaid
C
Joris
D
door Joris

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Om 2 uur gaan de jongens vissen.

Wat is het onderwerp?
A
de jongens
B
om 2 uur
C
gaan vissen
D
gaan

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het ecoduct wordt veel gebruik door de dieren.
Wat is het onderwerp?
A
wordt
B
veel gebruikt
C
door de dieren
D
het ecoduct

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Morgen halen wij ons diploma op.
A
morgen
B
wij
C
halen
D
ons diploma

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ashley en Toon poetsen samen de auto.
Wat is het onderwerp?
A
Ashley
B
Ashley en Toon
C
Toon
D
poetsen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord begint vaak met ge-, be-, ver- of ont-
Het geeft aan dat iets al is gebeurd.

Voorbeelden:
Ik heb dat niet besloten
Wij zijn naar de gymzaal gelopen
Vorig jaar hebben wij gefietst door Frankrijk.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het voltooid deelwoord schrijven
Om te weten hoe je het voltooid deelwoord schrijft, kijken we naar de verleden tijd:

telen - ik teelde --> ik heb geteeld
 branden - ik brandde --> ik heb gebrand
oogsten - ik oogstte --> ik heb geoogst


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voltooid deelwoord schrijven
We hebben al geleerd dat een voltooid deelwoord vaak begint met ge-, be-, ver- of ont-.
We kijken naar de verleden tijd om te weten of je aan het eind een -d of -t schrijft.

Soms eindigt een voltooid deelwoord op -en:
gelopen, gegraven, geslopen, geroken, gestonken.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voltooid deelwoord?
Hij heeft gezegd dat hij van honden houdt.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voltooid deelwoord?
De jager heeft het konijn gevangen.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voltooid deelwoord?
De hardloper heeft een record gevestigd.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voltooid deelwoord?
Ik ben vergeten om mijn gymspullen mee te nemen.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voltooid deelwoord?
Ik ben bij de winkel geweest.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voltooid deelwoord?
Wij hebben besloten niet te liegen.

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voltooid deelwoord van:
maken

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voltooid deelwoord van:
verdelen

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voltooid deelwoord van:
fietsen

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voltooid deelwoord van:
bellen

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voltooid deelwoord van:
rekenen

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voltooid deelwoord van:
tekenen

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

lesdoel
in deze les leer je:
- dat er regels en wetten zijn. 
- wat crimineel gedrag is.
- wat een strafblad is. 


Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

welke regel wordt hier overtreden?

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is volgens jou crimineel gedrag?

Slide 35 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

regels en wetten
Op veel plekken gelden regels. Veel regels hebben met veiligheid te maken. Er zijn bijvoorbeeld verkeersregels om voor veiligheid in het verkeer te zorgen. 
Sommige regels zijn opgeschreven in een wetboek. Die regels noem je wetten. Iedereen moet zich aan de wetten houden. Er is bijvoorbeeld een wet waarin staat dat het verboden is om drugs te verkopen. 
Als je je niet aan een wet of regel houdt, bega je een overtreding. Je kunt dan een straf krijgen. 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

crimineel gedrag
Een ernstige overtreding van een wet of regel, noem je een misdrijf. Een voorbeeld van een misdrijf is iemand beroven.
Iemand die een misdrijf pleegt, vertoont crimineel gedrag. Crimineel gedrag kan heel vervelende gevolgen hebben. Mensen kunnen zich bijvoorbeeld onveilig voelen door crimineel gedrag.

 Een slachtoffer van crimineel gedrag kan nog lang last hebben van wat hem of haar is overkomen. 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

kijkwijzer:
Bekijk het filmpje en leg uit wat een strafblad is en waarom het niet handig is om deze te hebben. 

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Video

Deze slide heeft geen instructies

kijkwijzer:
- Wat is een strafblad?
- Waarom is een strafblad niet handig?

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

strafblad
Als je een wet overtreedt, kun je een strafblad krijgen. Op een strafblad staat welke overtreding hebt begaan. 

Een strafblad kan ervoor zorgen dat je niet wordt aangenomen voor een baan. Of dat je een opleiding niet mag volgen.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

welke gevolgen kan een strafblad hebben?
- je kunt niet alle beroepen uitoefenen. (Leraar, advocaat of deurwaarder kun je dan niet worden omdat je dan een VOG nodig hebt)
- je kunt misschien geen visum krijgen
- je kunt geweigerd worden voor een verblijfsvergunning
- je verzekeraar kan je weigeren. 

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe hoog is de boete voor door rood licht fietsen?
-3200

Slide 43 - Poll

het juiste antwoord is 100 euro.