14.4 Het netvlies en de hersenen

14.4 het netvlies en de hersenen
Hoe werkt een kleurenblindheidsbril?
Voorkennisvragen:
1. Wat gebeurd er met de kringspiertjes rondom de pupil zodra iemand in een donkere ruimte het licht aan doet?
2. Waarom schijnen eerste hulpverleners vaak een fel licht in iemands ogen als iemand bewusteloos is?
3. Wat gebeurd er met de spier van het straalvormig lichaam en de lensbandjes als iemand zijn blik wijzigt van iets ver weg naar iets dichtbij:
a. Spier ontspant en lensbandjes ontspannen, de lens wordt bol
b. Spier spant aan waardoor lensbandjes aanspannen, de lens wordt bol
c. Spier spant aan waardoor lensbandjes ontspannen, de lens wordt bol
d. Spier spant aan waardoor lensbandjes ontspannen, de lens wordt plat
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

14.4 het netvlies en de hersenen
Hoe werkt een kleurenblindheidsbril?
Voorkennisvragen:
1. Wat gebeurd er met de kringspiertjes rondom de pupil zodra iemand in een donkere ruimte het licht aan doet?
2. Waarom schijnen eerste hulpverleners vaak een fel licht in iemands ogen als iemand bewusteloos is?
3. Wat gebeurd er met de spier van het straalvormig lichaam en de lensbandjes als iemand zijn blik wijzigt van iets ver weg naar iets dichtbij:
a. Spier ontspant en lensbandjes ontspannen, de lens wordt bol
b. Spier spant aan waardoor lensbandjes aanspannen, de lens wordt bol
c. Spier spant aan waardoor lensbandjes ontspannen, de lens wordt bol
d. Spier spant aan waardoor lensbandjes ontspannen, de lens wordt plat

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Inhoud hoofdstuk
14.1 Zintuigcellen (plus evenwichtszintuig)
14.2 Gehoorzintuig
14.3 Gezichtszintuig
14.4 Netvlies en de hersenen
14.5 Zintuigen en regeling

Slide 3 - Tekstslide

Doel 14.4
Je kunt de werking van staafjes en kegeltjes uitleggen
Je kunt uitleggen hoe we kleuren kunnen zien
Je kunt uitleggen hoe de kleurenblindheidsbril werkt
Je kunt uitleggen hoe de schakelingen van onze zenuwcellen het beeldcontrast verhogen
Je kunt uitleggen hoe de interpretatie van onze hersenen gezichtsbedrog kan veroorzaken


Slide 4 - Tekstslide

Lezen blz. 213 - 214
Klaar? Doe je boek even dicht en schrijf op wat je hebt onthouden!
timer
6:00

Slide 5 - Tekstslide

Het netvlies
Gele vlek: centrale deel netvlies met alleen kegeltjes.
Hiermee kun je het scherpst zien.
Blind vlek: plek waar de bloedvaten en axonen het oog verlaten. Met dit stuk netvlies kun je niet zien.

Slide 6 - Tekstslide

Bouw van het netvlies

Slide 7 - Tekstslide

Bouw van het netvlies

Slide 8 - Tekstslide

Door de blinde vlek zie ik
A
een deel van het buitenste gezichtsveld niet
B
een deel van het binnenste gezichtsveld niet
C
voor een deel van het buitenste gezichtsveld geen diepte
D
voor een deel van het binnenste gezichtsveld geen diepte

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Staafjes                            Kegeltjes
Lichtgevoeligheid hoog

Zwart/ wit

Meerdere staafjes per zenuwcel (wazig beeld)

Buiten gele vlek

Geven neurotransmitter af als er GEEN licht op valt

Lichtgevoeligheid laag

Kleuren (groen, blauw, rood)

Eén zenuwcel per kegeltje (scherp beeld)

Vooral in gele vlek

Geven neurotransmitter af als er GEEN licht op valt


Slide 11 - Tekstslide

Staafjes - rhodopsine                            

Rhodopsine valt uiteen in retinal en opsine als er licht op valt.
Signaalcascade (waterval) -> Na+ poorten
sluiten -> hyperpolarisatie -> hoeveelheid
neurotransmitter daalt.
Lage prikkeldrempel -> er is maar weinig
licht nodig om rhodopsine uiteen te laten vallen.



Slide 12 - Tekstslide

Staafjes - rhodopsine                            
Na belichting wordt rhodopsine weer terug-
gevormd en kan het staafje weer opnieuw
belicht worden.

Nachtblindheid: terugvorming rhodopsine is 
verstoord - duurt langer.


Slide 13 - Tekstslide

Staafjes - pixels                            
Veel staafjes geven samen informatie door
aan één oogzenuwcel.
Hierdoor wordt de zenuwcel snel geprikkeld, 
er hoeft maar één staafje de prikkeldrempel te
bereiken.
Je kunt alleen niet erg scherp zien -> laag
scheidend vermogen.

Slide 14 - Tekstslide

Kegeltjes - fotopsine
Fotopsine valt uiteen als er licht op valt. Signaalcascade (waterval) -> Na+ poorten sluiten -> hyperpolarisatie -> hoeveelheid neurotransmitter daalt.
Hoge prikkeldrempel -> er is veel licht nodig om fotopsine uiteen te laten vallen.

Slide 15 - Tekstslide

                   Kegeltjes - fotopsine
Drie verschillende vormen van fotopsine:
gevoelig voor blauw, groen of rood licht.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Kleurenblindheid

Slide 18 - Tekstslide

Kleurenblindheidsbril
Filtert de golflengtes waar de grootste overlap zit uit het spectrum.
Er daardoor meer onderscheid tussen rood en groen en de kegeltjes reageren hier daarom verschillend op -> meer kleuren.

Slide 19 - Tekstslide

Kegeltjes - pixels                            
Kegeltjes zitten maar met enkelen op één 
neuron geschakeld. 
Hierdoor kun je met je kegeltjes scherp zien.
Vooral in de gele vlek is de dichtheid kegeltjes
hoog -> hoog scheidend vermogen.

Slide 20 - Tekstslide

In de BINAS kan ik de bouw van het netvlies zien in tabel
A
87C2
B
87C3
C
87C2 en 87C3
D
87C4

Slide 21 - Quizvraag

Gewenning

Slide 22 - Tekstslide

Bouw van het netvlies
Reflectie
1. Hoe reageert een fotoreceptor op licht? 
A. Het geeft meer neurotransmitters af
B. Het geeft minder neurotransmitters af
2. Welk type fotoreceptor is betrokken bij het zien van kleur?
3. Waarom zie je in de gele vlek veel scherper?
4. Hoe komt het dat je tijdelijk even niks kan zien nadat iemand met een fel licht in je ogen schijnt?

Slide 23 - Tekstslide

Extra cellen
Ganglion cellen:
Voeren impulsen af naar de 
hersenen
Bipolaire cellen:
Verbinden receptorcellen met 
ganglioncellen
Door schakelingen betrokken 
bij vorming receptieve velden


Slide 24 - Tekstslide

Receptief veld

Slide 25 - Tekstslide

Extra cellen
Amacriene- en 
horizontale cellen: verbinden 
bipolaire cellen, receptorcellen en 
ganglioncellen

Door schakelingen betrokken bij oa.
contrastversterking


Slide 26 - Tekstslide

Receptief veld

Slide 27 - Tekstslide

Contrastversterking

Slide 28 - Tekstslide

Contrastversterking
Receptorcellen ontvangen licht -> remmen de verbonden horizontale cellen -> remming naastgelegen receptieve velden-> licht wordt lichter, donker wordt donkerder.

Slide 29 - Tekstslide

Hoe werkt gezichtsbedrog?

Slide 30 - Tekstslide

Interpretatie
Impulsen vanuit de ogen komen binnen in de primaire visuele cortex. De secundaire visuele cortex interpreteert het beeld.
Dit gaat niet altijd goed.

Slide 31 - Tekstslide

Welke kleuren zitten in dit plaatje?

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

14.3 en 14.4 Diepte, contrast en interpretatie

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Begrippen 14.4
kegeltjes, kleuren, staafjes, grijstinten, rodopsine, lage prikkeldrempel, nachtblind, kleurenbeeld, hoge prikkeldrempel, fotopsine, bipolaire cellen, ganglioncellen, receptief veld, scheidend vermogen

Slide 39 - Tekstslide