Dag 9

Thema 4 - eten - dag 9
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2BasisschoolGroep 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Thema 4 - eten - dag 9

Slide 1 - Tekstslide

de vrouw
  • volwassen persoon van het vrouwelijke geslacht
  • de vrouw - de vrouwen
  • de vrouw <> de man 
  • Zin: De vrouw en de man trouwen vandaag.
57

Slide 2 - Tekstslide

het water
  • vloeistof zonder kleur of smaak 
  • Zin: Ze drinkt een glas water. 
  • Zin: Water uit de kraan is drinkwater. 
58

Slide 3 - Tekstslide

wel
  • Dit woord gebruik je als wilt zeggen dat iets waar is.
  • Als je iets bevestigt.
  • Zin: Mijn vriendin vraagt of ik mee ga zwemmen, en ik zeg dat ik wel mee wil met haar.
59

Slide 4 - Tekstslide

werken
  • Een activiteit om geld te verdienen.
  •  Een activiteit die je moet doen.
  • Zin: Ik wil morgen naar het strand, maar dat kan niet omdat ik moet werken.
60

Slide 5 - Tekstslide

de zak
  • Voorwerp van slap materiaal dat aan een kant open is.
  • Zin: Ik doe mijn vuilnis in een vuilniszak.
61

Slide 6 - Tekstslide

het zakje
  • Een klein voorwerp dat van boven open is.
  • Je kunt hier dingen in doen om mee te nemen.
  • Zin: Ik doe mijn broodje in een boterhamzakje, om mee te nemen naar school.
62

Slide 7 - Tekstslide

De .......................... en de .......................kregen samen een dochter. Dit kind wordt later een ...............
35+57
A
vrouw - man - zoon
B
vrouw - man - vrouw
C
man - vrouw - oma
D
man - vrouw - man

Slide 8 - Quizvraag

Zoek een foto waarop je water ziet.
58

Slide 9 - Open vraag

Zoek een foto van iemand die aan het werk is.
60

Slide 10 - Open vraag

Maak een zin met het woord:
zak
61

Slide 11 - Open vraag

Wat betekent het woord:
zakje?
62
A
Een voorwerp waar je dingen in kunt doen.
B
Een pan waarmee je kan koken.
C
Een vuilniszak
D
Een bord.

Slide 12 - Quizvraag