Samenvatting thema 4 ordening

Samenvatting thema 4 ordening
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Samenvatting thema 4 ordening

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Samenvatting van de stof a.d.h.v. de toets
  • Vooraf, tussendoor en op het einde vragen
  • Tijd over? Test jezelf maken of op een andere manier leren

Slide 2 - Tekstslide

Hoe goed gevoel heb je op dit moment over de toets?
Dit wordt een eitje
Best wel goed
Niet goed maar ook niet slecht
Nog niet zo goed
Dit wordt een ramp

Slide 3 - Poll

Testen wat je al weet

Slide 4 - Tekstslide

Welk van deze groepen heeft geen celkern?
A
Bacteriën
B
Schimmels
C
Planten
D
Dieren

Slide 5 - Quizvraag

Gisten zijn eencellige organismen, bij welke groep horen ze?
A
Bacteriën
B
Schimmels
C
Planten
D
Dieren

Slide 6 - Quizvraag

Bij welke groep dieren hoort dit organisme?
A
Neteldieren
B
Wormen
C
Weekdieren
D
Geleedpotigen

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn 3 cel kenmerken van een plantencel?

Slide 8 - Open vraag

Bij welke groep horen deze eigenschappen?
Zaadplanten
Paardenstaarten
Mossen
Varens
- wortels, stengels & bladeren
- vaten voor transport
- voortplanting door zaden
- wortels, stengels & bladeren
- stengels zijn hol en geleed
- vaten voor transport
- voortplanting door sporen
- wortels, stengels & bladeren
- grote ingesneden bladeren
- vaten voor transport
- voortplanting met sporen
- stengels & bladeren
- geen echte wortels
- geen vaten
- voortplanting door sporen

Slide 9 - Sleepvraag

Wat is determineren?
A
Organismen ordenen
B
Organismen bepalen door uiterlijke kenmerken
C
Een tabel maken van organismen
D
Een stamboom maken van organismen

Slide 10 - Quizvraag

Basisstof 1 - stambomen
Belangrijk: hoe lees je een stamboom af
  1. Kijk naar de soort(en) die je wilt weten
  2. Welk ander soort deelt een afsplitsing?
  3. Welke soort is daarvoor afgesplitst?

Hoe dichterbij de afsplitsing hoe nauwer verwant.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Basisstof 2 - de cellen
De celkenmerken:
  • Bacteriën: geen celkern, wel celwand, altijd eencellig, relatief klein
  • Schimmels: wel celkern, wel celwand, eencellig (gisten) of meercellig
  • Planten: wel celkern, wel celwand, bladgroenkorrels, eencellig (sommige wieren/algen) of meercellig
  • Dieren: wel celkern, geen celwand, eencellig of meercellig

Slide 13 - Tekstslide

Basisstof 2 - voortplanting
Eencellige organismen planten voort door celdeling

Meercellige organismen planten voort via andere manieren
  • sporen
  • zaden
  • eieren
  • levenbarend

Slide 14 - Tekstslide

Basisstof 3 - bacteriën
Bacteriën zijn reducenten (afvalwerverkers), ze kunnen van alles afbreken. Hierdoor kunnen ze ook helpen met vertering in ons lichaam. Ook worden ze gebruikt in biotechnologie om b.v. zuurkool en yoghurt te maken maar ook de zoetstof aspartaam. Ook kunnen ze hormonen en enzymen maken die wij kunnen gebruiken.

Bacteriën kunnen voor infecties in je lichaam zorgen, deze genees je met antibiotica. Verder zorgen ze ook voor voedselbederf, dit kan je voorkomen door het voedsel op een koele plek te bewaren. 

Slide 15 - Tekstslide

Basisstof 3 - schimmels
Schimmels zijn net als bacteriën reducenten en helpen dus bij het afbreken van organische stoffen. Binnen de biotechnologie gebruiken we ze voor de productie van o.a. alcohol en brood (gisten) of om antibiotica te maken (penseelschimmel). 

Ook schimmels kunnen zorgen voor voedselbederf en infecties. Infecties genees je met antimycotica.

Eencellige schimmels planten zich voort via celdeling. De gistcel bijvoorbeeld vormt een knop die zich afsplitst. Meercellige schimmels planten voort doormiddel van sporen, die groeien aan het einde van schimmeldraden en in paddenstoelen. 

Slide 16 - Tekstslide

Waar of niet waar
Stambomen laten zien hoe soorten aan elkaar verwant zijn
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Hoe planten eencellige organismen zich voort?

Slide 18 - Open vraag

Heeft iemand vragen?

Slide 19 - Tekstslide

Basisstof 4 - planten
Meercellige planten: 
  • Zaadplanten: hebben zaden (dus ook bloemen) ipv sporen
  • Paardenstaarten: zijn hol en geleed (bestaan uit kleinere delen)
  • Varens: grote ingesneden bladeren
  • Mossen: geen echte wortels en geen vaten, groeien dichtbij de grond
Wieren/algen kunnen eencellig of meercellig zijn. Voortplanting gaat via celdeling (eencellig) of via sporen (meercellig)

Slide 20 - Tekstslide

Basisstof 4 - dieren
Ordenen op basis van:
  • Symmetrie: het kunnen verdelen in twee gelijke helften
    Tweezijdig, veelzijdig of niet-symmetrisch
  • Skelet: stevige delen in of om het lichaam
    Inwendig, uitwendig of geen skelet
Ordening in 7 groepen dieren
De geleedpotigen en gewervelden zijn extra belangrijk

Slide 21 - Tekstslide

Welk van deze planten plant zich voort via sporen?
A
Zaadplanten
B
Paardenstaarten
C
Varens
D
Mossen

Slide 22 - Quizvraag

Welke groep(en) dieren zijn het meest verwant aan de buistandigen?

Slide 23 - Open vraag

Basisstof 5 - geleedpotigen
Poten zijn 'geleed', bestaan uit delen
Lichaam bestaat uit segmenten
Uitwendig skelet voor bescherming, maar groeit niet mee
Geleedpotigen moeten dus vervellen voordat ze verder groeien
Geleedpotigen zijn tweezijdig symmetrisch

Slide 24 - Tekstslide

Basisstof 5 - geleedpotigen
  • Veelpotigen: veel segmenten en veel poten
  • Kreeftachtigen: achterlijf bestaat uit segmenten, 10 of meer poten
  • Spinachtigen (gifkakigen): kopborststuk en een achterlijf, 8 poten
  • Insecten (zespotigen): kopborststuk en een achterlijf, 6 poten

Slide 25 - Tekstslide

Basisstof 5 - gewervelden
Inwendig skelet met een wervelkolom
Ingedeeld op basis van:
  • Huid  (schubben, slijm, veren, haar/vacht)
  • Lichaamstemperatuur (koud- of warmbloedig)
  • Ademhalingsorganen (kieuwen, longen, huid)
  • Manier van voortplanten (eieren, levendbarend)
Gewervelden zijn tweezijdig symmetrisch

Slide 26 - Tekstslide

Basisstof 5 - gewervelden
Vissen: schubben, kieuwen, eieren zonder schaal, koudbloedig
Amfibieën: slijm, uitwendige kieuwen -> longen en huid, eieren zonder schaal, koudbloedig
Reptielen: schubben, longen, eieren met leerachtige schaal, koudbloedig
Vogels: veren, longen, eieren met kalkschaal, warmbloedig
Zoogdieren: haar of kaal, longen, levendbarend, warmbloedig

Slide 27 - Tekstslide

Tweezijdig symmetrisch betekent
A
Op één manier in twee gelijke helften te verdelen
B
Op meerdere manieren in twee gelijke helften te verdelen
C
Geen enkele manier in twee gelijke helften te verdelen

Slide 28 - Quizvraag

Zeezoogdieren en vissen zijn allebei gewervelden die hun hele leven in het water leven, waarin verschillen ze? Geef 2 voorbeelden

Slide 29 - Open vraag

Basisstof 6 - determineren
Volg de stappen in de tabel en noteer de keuzes die je maakt
Bijvoorbeeld: 1a, 3a, 4b, 6a
Schrijf de volledige naam van dat wat je vindt 

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Algemene tips
  • Lees de vraag goed, wat willen ze precies weten?
  •  Staat er een tekst bij? Kijk of het antwoord in de tekst staat beschreven. 
  • Is de vraag onduidelijk? Vraag de docent om hulp!
  • Check het aantal punten, vragen met meer punten bestaan uit meerdere onderdelen. Bijvoorbeeld: het antwoord + uitleg
  • Schrijf het op alsof de nakijker dom is, leg elk stapje uit, waarom is het zo?
    Iemand die geen biologie geeft zou het ook moeten kunnen nakijken
  • Zeg wat je beschrijft, dus geen 'ze', 'die' of 'het' maar de naam 

  • Kijk nog een keer goed naar 'leren onderzoeken 3' van thema 1 (blz. 51-53), wat is een onderzoeksvraag, wat is een hypothese, hoe beschrijf je een stappenplan?

Slide 32 - Tekstslide

Heeft iemand vragen?

Slide 33 - Tekstslide

De gewone steenloper is een geleedpotige met 15 paar poten, zijn lijf bestaat uit meerdere segmenten. Bij welke groep hoort dit dier?
A
De insecten
B
De kreeftachtigen
C
De veelpotigen
D
De spinachtigen

Slide 34 - Quizvraag

Waar of niet waar
Alle zaadplanten hebben bloemen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quizvraag

Welke is geen eigenschap van een schimmel cel?
A
Celwand
B
Celkern
C
Celmembraan
D
Bladgroenkorrels

Slide 36 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen eieren van een reptiel en een vogel?

Slide 37 - Open vraag

Welke van deze groep dieren moet vervellen om te groeien?
A
Wormen
B
Geleedpotigen
C
Weekdieren
D
Neteldieren

Slide 38 - Quizvraag

Welk van deze organismen zijn eencellig/kunnen eencellig zijn?
A
Bacteriën
B
Schimmels
C
Planten
D
Dieren

Slide 39 - Quizvraag

Hoe goed gevoel heb je nu over de toets?
Dit wordt een eitje
Best wel goed
Niet goed maar ook niet slecht
Nog niet zo goed
Dit wordt een ramp

Slide 40 - Poll

Succes met verder leren!
Stel vragen als je iets nog niet snapt!

Slide 41 - Tekstslide

Op de foto zie je een kompaskwal, op welke manier is dit dier symmetrisch?
A
Niet symmetrisch
B
Tweezijdig symmetrisch
C
Meerzijdig symmetrisch

Slide 42 - Quizvraag

Extra uitleg
Op de volgende slides staan filmpjes van Biologie met Joost, hier kan je extra uitleg over de stof krijgen.

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Video

Slide 45 - Video

Slide 46 - Video

Slide 47 - Video

Slide 48 - Video

Slide 49 - Video

Extra oefeningen
Op de volgende slide staat een site met examenvragen over dit thema om mee te oefenen.

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Link