Future

Future
Voor deze les heb je een pen en een schrift nodig om aantekeningen te maken
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Future
Voor deze les heb je een pen en een schrift nodig om aantekeningen te maken

Slide 1 - Tekstslide

Lesson goal:

- I can use the future tense correctly
Future

Slide 2 - Tekstslide

De future is ....
A
verleden tijd
B
heden
C
toekomst

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Met de 'Future Tense' kan ik dingen zeggen over:
A
Wat er nog gaat gebeuren
B
Wat in het eerder al is gebeurd
C
Wat nu aan de gang is
D
Wat in het verleden begon en nu stopt

Slide 6 - Quizvraag

Which sentences are in the future tense?
A
I will help you tomorrow.
B
I'm playing football on Saturday.
C
I am going to play football.
D
He helps you every day.

Slide 7 - Quizvraag

fill in the future tense:

I ______ my sister in December.
A
will see
B
am going to see
C
shall see
D
is going to see

Slide 8 - Quizvraag

Fill in the future tense:

Look at those clouds! it __________ rain
A
is going to
B
will

Slide 9 - Quizvraag

Fill in the future tense:
The train always ... at 8o'clock
A
will leave
B
leaves
C
is going to leave
D
shall leave

Slide 10 - Quizvraag

The doctor called me today. I _________ him tomorrow, at his office.
A
will see
B
am seeing
C
am going to see
D
see

Slide 11 - Quizvraag

I'm sure I _________ the lottery.
A
am going to win
B
win
C
am winning
D
will win

Slide 12 - Quizvraag

There have been no customers for a while. I'm sure the shop ________
A
is going to close
B
closes
C
will close
D
is closing

Slide 13 - Quizvraag

Oh my god! Is that your secret? I promise I ________ anyone.
A
will not tell
B
am not going to tell
C
am not telling
D
won't tell

Slide 14 - Quizvraag

My sister and I _________ to the zoo next week, saturday morning.
A
are going to visit
B
are visiting
C
will visit
D
visit

Slide 15 - Quizvraag

The train _______ at 9.45 each morning.
A
is leaving
B
is going to leave
C
will leave
D
leaves

Slide 16 - Quizvraag

Belofte
Aanbieding
Will + hele werkwoord
Am/are/is + going to + hele werkwoord
Am/are/is + hele werkwoord + ing
Present simple (SHIT regel)
Besluit
Aankondiging
Voorspelling zonder bewijs
Voorspelling met bewijs
Plan in de toekomst
Plan waarvan de tijd en/of plek bekend is
Tijden volgens vast schema

Slide 17 - Sleepvraag

Ik snap wanneer ik welke vorm van de future moet gebruiken?
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 18 - Quizvraag